200909806/1/M2.
Datum uitspraak: 1 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] en Het Hogeveld B.V. en de Vereniging van Eigenaren Buitengoed 't Lageveld, (hierna: [appellante] en anderen), allen gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Wierden,
verweerder.
Bij besluit van 29 oktober 2009 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vakantieoord De Kiekebelt B.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer verleend, voor een recreatiebedrijf aan de Haarboersweg 1 te Hoge Hexel.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2010, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en het college, vertegenwoordigd door A. ter Avest, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Vakantieoord De Kiekebelt B.V. verschenen, vertegenwoordigd door mr. S. Oord en A.C.P. Heringa.
2.1. Het bestreden besluit voorziet in een wijziging van de locatie van het paintballterrein, behorend bij het recreatiebedrijf. De paintballactiviteiten waren reeds eerder vergund in de door het college bij besluit van 28 november 2005 verleende revisievergunning.
2.2. [appellante] en anderen voeren aan dat het toestaan van een paintballterrein op de desbetreffende locatie in strijd is met de daarvoor ingevolge het bestemmingsplan Buitengebied 2009 (hierna: het bestemmingsplan) geldende bestemming "bos". Volgens [appellante] en anderen is intensieve dagrecreatie zoals het paintballspel in strijd met deze bestemming.
2.2.1. Blijkens de kaart en de bijbehorende voorschriften van het op 12 januari 2010 vastgestelde bestemmingsplan geldt voor de locatie van het paintballterrein de bestemming "bos/dagrecreatie". In de planvoorschriften is bepaald dat daar paintballactiviteiten zijn toegestaan.
Deze beroepsgrond mist feitelijke grondslag.
2.3. [appellante] en anderen vrezen geluidhinder in bungalowpark Buitengoed het Lageveld, nu het paintballterrein zich op korte afstand van enkele van de daarop staande woningen bevindt. Zij voeren aan dat de grenswaarden die in de aan de vergunning verbonden geluidvoorschriften zijn gesteld, te hoog zijn.
2.3.1. Ingevolge artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, wordt de vergunning in ieder geval geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Ingevolge het tweede en derde lid moet de vergunning worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt het college een zekere beoordelingsvrijheid toe.
2.3.2. Het college heeft bij het stellen van de geluidgrenswaarden aansluiting gezocht bij de geluidvoorschriften die in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) zijn gesteld. Het college heeft hierbij in aanmerking genomen dat deze geluidvoorschriften voor de hier aan de orde zijnde recreatie-inrichting enkel vanwege de paintballactiviteiten niet rechtstreeks van toepassing zijn: vanwege deze activiteiten is de inrichting een C-inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit waarvoor een vergunningplicht bestaat. De paintballactiviteiten veroorzaken volgens het college echter niet meer of andere (geluid)overlast dan de overige recreatie-activiteiten binnen de inrichting. De overeenkomstig het Activiteitenbesluit te stellen geluidgrenswaarden sluiten bovendien goed aan bij de geluidgrenswaarden in de eerder voor de inrichting verleende vergunning. Bij het stellen van die geluidgrenswaarden was aansluiting gezocht bij de geluidvoorschriften van het - inmiddels door het Activiteitenbesluit vervangen - Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.
Er is geen grond voor het oordeel dat het college met deze motivering bij de invulling van zijn beoordelingsvrijheid wat betreft het aspect geluid niet in redelijkheid aansluiting heeft kunnen zoeken bij de geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit.
2.3.3. In de vergunningvoorschriften 6.1.2 en 6.1.3 heeft het college grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau gesteld die overeenkomen met de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit opgenomen grenswaarden voor gevels van gevoelige gebouwen. De grenswaarden gelden ingevolge de voorschriften op een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting.
2.3.4. Voor zover [appellante] en anderen betogen dat de geluidgrenswaarden zouden moeten gelden op de gevels van de recreatiewoningen op Buitengoed het Lageveld, overweegt de Afdeling het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat de recreatiewoningen worden gebruikt voor recreatief verblijf en niet voor permanente bewoning.
De in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidgrenswaarden gelden op de gevels van gevoelige gebouwen. In artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit is bepaald dat - voor zover hier van belang - een woning een gevoelig gebouw is. Zoals de Afdeling bij uitspraak van 25 november 2009 in zaak nr.
200807964/1heeft geoordeeld, is een niet permanent bewoonde recreatiewoning geen woning in de zin van het Activiteitenbesluit. Gelet hierop zijn de recreatiewoningen op Buitengoed het Lageveld geen gevoelige gebouwen waarvoor de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidgrenswaarden kunnen gelden. Het college heeft er in aansluiting op deze systematiek terecht voor gekozen om de geluidgrenswaarden niet op de gevels van deze woningen te stellen.
2.3.5. De hoogte van de in de vergunningvoorschriften gestelde geluidgrenswaarden komt overeen met die van de in het Activiteitenbesluit opgenomen grenswaarden. Bovendien bevatten deze grenswaarden door de aanvullende bepaling in de voorschriften 6.1.2 en 6.1.3 dat deze op 50 meter afstand van de grens van de inrichting gelden, een hoger beschermingsniveau dan onder de werking van het Activiteitenbesluit het geval zou zijn. Ingevolge het Activiteitenbesluit zouden de grenswaarden pas gelden op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen of andere gevoelige gebouwen. Het college heeft in redelijkheid kunnen concluderen dat de gestelde geluidgrenswaarden de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting toereikend beperken.
2.4. [appellante] en anderen voeren vervolgens aan dat in het bestreden besluit het stemgeluid van deelnemers aan het paintballspel ten onrechte is uitgezonderd van toetsing aan de gestelde geluidgrenswaarden.
Dit betoog mist feitelijke grondslag. In vergunningvoorschrift 6.2.1 is enkel bepaald dat bij het bepalen van de in deze vergunning genormeerde geluidniveaus, het stemgeluid afkomstig van bezoekers op een onverwarmd en onoverdekt terras dat niet is gelegen op of aan een binnenterrein, buiten beschouwing blijft. Dit voorschrift heeft geen betrekking op het stemgeluid dat hoorbaar is vanwege de paintballactiviteiten.
2.5. Tevens vrezen [appellante] en anderen dat de geluidgrenswaarden niet kunnen worden nageleefd, gelet op de korte afstand tot Buitengoed het Lageveld. Volgens hen is bij de aanvraag om vergunning ten onrechte geen akoestisch rapport gevoegd waarin dit is onderzocht. In verband met de naleefbaarheid had - zo begrijpt de Afdeling het beroep - volgens hen bij vergunningvoorschrift de toegestane duur van de paintballactiviteiten moeten worden beperkt.
2.5.1. Ingevolge artikel 5.10 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: het Ivb) vermeldt de aanvrager, indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die behoort tot onder meer categorie 19 van de bijlage, op verzoek van het bevoegd gezag in of bij de aanvraag:
a. de aard van de geluiden en hoogte van de te verwachten geluidbelasting welke de inrichting binnen een door het bevoegd gezag aangegeven gebied buiten de inrichting kan veroorzaken;
b. de tijden waarop die geluidbelasting zich zal voordoen;
c. de methode waarmee de aard van de geluiden en hoogte van de geluidbelasting zijn vastgesteld.
In bijlage I, categorie 19, onder i, gaat het om inrichtingen waar, zoals bij de inrichting in kwestie, met bogen of boogwapens of met wapens, werkend met luchtdruk of gasdruk, wordt geschoten.
2.5.2. Gelet op artikel 5.10 en bijlage I, categorie 19, onder i, van het Ivb kan het college bij een inrichting als hier aan de orde de aanvrager verzoeken een akoestisch rapport bij de aanvraag te overleggen. In het verweerschrift stelt het college dat vanwege de inrichting alleen geluidhinder in de zin van stemgeluid en ‘plop’-geluiden van paintballpistolen kan worden verwacht. Dit acht de Afdeling aannemelijk. Gelet hierop en gelet op het verhandelde ter zitting met betrekking tot het geluid, heeft het college in redelijkheid kunnen afzien van de hiervoor genoemde bevoegdheid een akoestisch rapport bij de aanvraag te verlangen.
2.5.3. Wat betreft de naleefbaarheid van de geluidvoorschriften geldt dat de paintballactiviteiten ingevolge voorschrift 8.2 plaatsvinden tussen 10.00 uur ’s ochtends en 23.00 uur ’s avonds, hetgeen blijkens het verhandelde ter zitting overeenkomt met de periode waarin overige recreatieve activiteiten binnen de inrichting plaatsvinden. Het college staat op het standpunt dat het niet nodig is om de periode waarin paintballactiviteiten mogen plaatsvinden in verband met het stemgeluid te beperken om naleefbaarheid van de geluidgrenswaarden te waarborgen. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat dit standpunt onjuist is.
2.5.4. De beroepsgronden falen.
2.6. Voorts voeren [appellante] en anderen aan dat onduidelijk is aan welke kwalificaties de deskundige moet voldoen die wordt genoemd in enkele voorschriften van de bij het bestreden besluit verleende vergunning.
2.6.1. In de bij de vergunningvoorschriften behorende begrippenlijst is vermeld dat een deskundige een persoon is die op grond van opleiding, kennis, kunde en bevoegdheid op enig terrein in staat is om de desbetreffende taak op zich te nemen. Hiermee is voldoende duidelijk vastgelegd wat voor de toepassing van de voorschriften onder een deskundige moet worden verstaan.
2.7. [appellante] en anderen vrezen voorts overlast voor de recreatiewoningen op Buitengoed het Lageveld tengevolge van buiten het paintballterrein geraakte verfpatronen. Hiertoe voeren zij aan dat uit voorschrift 8.4, onder b van de bij het bestreden besluit verleende vergunning blijkt dat de deelnemers van het paintballspel worden geïnstrueerd niet buiten de afrastering van het speelveld te schieten, hetgeen kennelijk mogelijk is. Daar komt bij dat regelmatig verfpatronen worden aangetroffen op gevels en in tuinen van de recreatiewoningen.
2.7.1. Het college wijst erop dat in voorschrift 8.11 van de bij het bestreden besluit verleende vergunning is bepaald dat het paintballterrein dient te zijn voorzien van een onopvallend, fijnmazig net waardoor geen verfpatronen buiten het terrein kunnen belanden. Volgens het college wordt ingevolge voorschrift 8.4, onder b zoveel mogelijk voorkomen dat verfpatronen buiten het paintballterrein terechtkomen. Tevens wijst het college erop dat op de grens van Buitengoed het Lageveld en het paintballterrein een aarden wal is aangebracht met een hoogte van circa 1 meter. De kans dat verfpatronen buiten het paintballterrein terechtkomen wordt hierdoor volgens het college voldoende beperkt.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college met deze motivering in redelijkheid kunnen concluderen dat het buiten het terrein terechtkomen van verfpatronen voldoende wordt voorkomen of beperkt.
2.7.2. Voor zover [appellante] en anderen met het voorgaande aanvoeren dat niet wordt voldaan aan de voorschriften, heeft deze beroepsgrond geen betrekking op de rechtmatigheid van de ter beoordeling staande vergunning en kan om die reden niet slagen.
2.8. Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2010