ECLI:NL:RVS:2010:BN5732

Raad van State

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909536/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • C.W. Mouton
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke intrekking van vergunning krachtens de Wet milieubeheer en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland op 13 oktober 2009 op verzoek van [appellante] de voor de inrichting aan de [locatie] te [plaats] krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning gedeeltelijk ingetrokken. Dit besluit werd op 29 oktober 2009 ter inzage gelegd. Tegen deze gedeeltelijke intrekking heeft [appellante] op 7 december 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep op 7 januari 2010 zijn aangevuld. Het college heeft hierop een verweerschrift ingediend. De zaak is vervolgens op 26 juli 2010 ter zitting behandeld, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Maas-Cooymans en anderen, en het college door mr. drs. G.M.W. Buysrogge en A. Sulter.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de rechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht alleen kan oordelen over geschillen die voortvloeien uit besluiten van bestuursorganen. Aangezien [appellante] met het bestreden besluit de gedeeltelijke intrekking van haar vergunning heeft gekregen, is er geen geschil meer over het besluit. De Afdeling concludeert dat het belang van [appellante] om een uitspraak te krijgen over de status van de stoffen die in de inrichting worden opgeslagen, niet leidt tot een rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is uitgesproken in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden de uitspraak hebben vastgesteld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200909536/1/M2.
Datum uitspraak: 1 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft het college op verzoek van [appellante] de voor de inrichting aan de [locatie] te [plaats] krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning gedeeltelijk ingetrokken. Dit besluit is op 29 oktober 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 7 januari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Maas-Cooymans, advocaat te Rotterdam, en door P. Verduyn, P.M. Knottnerus en R. Kalwij, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. G.M.W. Buysrogge en A. Sulter, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 13 juni 2007 in zaak nr. 200608081/1 (www.raadvanstate.nl) is de rechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen in geval van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Waar een dergelijk geschil niet of niet langer bestaat, kan van de rechter geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
2.2. [appellante] heeft met het bestreden besluit de gedeeltelijke intrekking van haar vergunning, waarom zij heeft verzocht, gekregen. Gelet hierop is er geen geschil met betrekking tot het bestreden besluit.
2.3. Volgens [appellante] is het van groot belang dat de Afdeling zich uitspreekt over de vraag of, zoals in het bestreden besluit wordt gesteld, de stoffen die in de inrichting worden opgeslagen en verwerkt, afvalstoffen zijn als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opdat komt vast te staan of het college van gedeputeerde staten dan wel het college van burgemeester en wethouders het in het kader van de Wet milieubeheer met betrekking tot de inrichting bevoegde gezag is. De beantwoording van die vraag acht [appellante] van belang voor eventuele handhavings- of andere besluiten in de toekomst. Dit belang van [appellante], wat daar ook van zij, levert geen rechtens te beschermen belang op bij een inhoudelijke beoordeling van het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep.
2.4. Gelet hierop dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2010
462.