ECLI:NL:RVS:2010:BN5732
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H. van Kreveld
- C.W. Mouton
- W. Sorgdrager
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke intrekking van vergunning krachtens de Wet milieubeheer en niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland op 13 oktober 2009 op verzoek van [appellante] de voor de inrichting aan de [locatie] te [plaats] krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning gedeeltelijk ingetrokken. Dit besluit werd op 29 oktober 2009 ter inzage gelegd. Tegen deze gedeeltelijke intrekking heeft [appellante] op 7 december 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep op 7 januari 2010 zijn aangevuld. Het college heeft hierop een verweerschrift ingediend. De zaak is vervolgens op 26 juli 2010 ter zitting behandeld, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Maas-Cooymans en anderen, en het college door mr. drs. G.M.W. Buysrogge en A. Sulter.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de rechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht alleen kan oordelen over geschillen die voortvloeien uit besluiten van bestuursorganen. Aangezien [appellante] met het bestreden besluit de gedeeltelijke intrekking van haar vergunning heeft gekregen, is er geen geschil meer over het besluit. De Afdeling concludeert dat het belang van [appellante] om een uitspraak te krijgen over de status van de stoffen die in de inrichting worden opgeslagen, niet leidt tot een rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is uitgesproken in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden de uitspraak hebben vastgesteld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.