ECLI:NL:RVS:2010:BN5817

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006160/3/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep inzake welstandscriteria voor antennes

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Zutphen op 28 juni 2010 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 juni 2010. De rechtbank had het beroep van [betrokkene] gegrond verklaard en het besluit van 5 februari 2009 vernietigd, omdat het college niet deugdelijk had gemotiveerd waarom de antennes niet voldeden aan redelijke eisen van welstand. Het college verzocht de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, zodat het college in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen nieuw besluit op bezwaar hoefde te nemen.

De voorzitter van de Raad van State, D.A.C. Slump, heeft de zaak zonder zitting behandeld. Hij overwoog dat het college, ondanks de vernietiging van het eerdere besluit, in staat is om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De voorzitter benadrukte het belang van een finale beslechting van het geschil en concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van de hoofdregel dat het college een nieuw besluit moet nemen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen.

De beslissing werd op 10 augustus 2010 openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter en de ambtenaar van Staat, J.A.A. van Roessel, aanwezig waren. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is van belang voor de toepassing van de artikelen 6:18, 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van hoger beroep.

Uitspraak

201006160/3/H1.
Datum uitspraak: 10 augustus 2010
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Zutphen,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 juni 2010 in zaak nr. 09/375 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2008 heeft het college [betrokkene] onder oplegging van een dwangsom gelast binnen vier weken na verzending van dit besluit een drietal antennes op het perceel [adres] te [woonplaats] te verwijderen of de hoogte terug te brengen tot 5 m.
Bij besluit van 5 februari 2009 heeft het college het door [betrokkene] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [betrokkene] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 februari 2009 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2010, heeft het college daartegen hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2010, heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. Het verzoek is erop gericht dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen. Aan het verzoek heeft het college ten grondslag gelegd dat het besluit van 5 februari 2009 op goede gronden is genomen.
2.2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van [betrokkene] gegrond verklaard en het besluit van 5 februari 2009 vernietigd, omdat het college naar haar oordeel in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de antennes niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Niet valt in te zien dat het college niet, gevolg gevend aan die uitspraak, een nieuw besluit op bezwaar kan nemen. Niets staat er aan in de weg om de welstandscommissie om een aanvullend advies te verzoeken. Onder die omstandigheden en gelet op het belang dat wordt gediend bij finale beslechting van het geschil, ziet de voorzitter geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel dat het college een nieuw besluit neemt dat met toepassing van de artikelen 6:18, 6:19 en 6:24 van de Awb kan worden beoordeeld in het kader van het hoger beroep dat door het college tegen de uitspraak van de rechtbank is ingesteld.
2.3. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump
voorzitter w.g. Van Roessel
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2010
457.
Verzonden: 10 augustus 2010
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser