ECLI:NL:RVS:2010:BN6137

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007174/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • A. Bijleveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot oplegging van een last onder dwangsom aan skelterclub vanwege overtreding milieuvergunning

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 augustus 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de Skelterclub Hoekse Waard. De skelterclub had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 29 juni 2010 een last onder dwangsom had opgelegd wegens overtreding van de milieuvergunning voor een kartcircuit aan de Voorweg te Strijen. De skelterclub stelde dat de interpretatie van het voorschrift C1 van de vergunning onduidelijk was en dat zij recht had op een uitbreiding van het aantal gebruiksdagen van de kartbaan.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 augustus 2010, waarbij de skelterclub werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. Th.A.G. Vermeulen, en het college door mr. T. Piek. De voorzitter overwoog dat het voorschrift C1 niet duidelijk was gedefinieerd, wat in strijd is met de rechtszekerheid. Dit gebrek aan duidelijkheid kan leiden tot onterecht handhavend optreden. De voorzitter concludeerde dat de betekenis van 'normale weekendtraining' niet eenduidig was en dat dit verduidelijkt moest worden in de beslissing op bezwaar.

De voorzitter heeft vervolgens besloten om het besluit van het college te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de skelterclub, die in totaal € 892,15 bedroegen, en het griffierecht van € 298,00 moest worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke vergunningvoorschriften en de rechtszekerheid voor betrokken partijen.

Uitspraak

201007174/1/M1.
Datum uitspraak: 31 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Skelterclub Hoekse Waard, gevestigd te Strijen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2010 heeft het college aan de skelterclub een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van voorschrift C1 van de haar op 13 mei 2004 verleende milieuvergunning voor een kartcircuit aan de Voorweg te Strijen.
Tegen dit besluit heeft de skelterclub bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2010, heeft de skelterclub de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 augustus 2010, waar de skelterclub, vertegenwoordigd door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen, en [voorzitter], en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Piek, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge voorschrift C1, het eerste lid, voor zover thans van belang, mag de representatieve bedrijfssituatie "normale weekendtraining" maximaal 50 maal gedurende een kalenderjaar optreden. Voor de bedrijfssituaties "maximale wedstrijddag" en"trainingsdag ten behoeve van maximale wedstrijddag" geldt dat deze maximaal 5 maal gedurende een kalenderjaar op mogen treden en voor de bedrijfssituatie "overige wedstrijddagen" geldt dat deze maximaal 6 maal gedurende een kalenderjaar op mag treden.
2.2. Bij het besluit van 29 juni 2010 is de skelterclub een last onder dwangsom opgelegd, omdat uit de geluidboekhouding blijkt dat zij de kartbaan vaker dan 66 keer per jaar in het weekend gebruikt.
2.3. De skelterclub betoogt dat de normale weekendtraining uit twee dagen bestaat en dat de kartbaan dan ook sinds jaar en dag op zaterdag en zondag wordt gebruikt. Volgens de skelterclub moet het te handhaven voorschrift duidelijk zijn, hetgeen volgens deze club niet het geval is. Ook voert de skelterclub aan dat concreet zicht op legalisatie door middel van een melding bestaat. Volgens de skelterclub wordt aan de milieunormen voldaan.
2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat in de aanvraag die heeft geleid tot de vergunning van 13 mei 2004 situatie D is omschreven als de normale weekendtrainingsdag. Volgens het college is het niet mogelijk het aantal dagen uit te breiden door middel van een melding. Wijziging van de vergunning is volgens het college evenmin mogelijk, omdat de kartbaan in zijn huidige omvang in strijd is met het bestemmingsplan. Daarbij wijst het college er tevens op dat de kartbaan is gelegen in een stiltegebied, dat bovendien deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur en een speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn is.
2.5. De voorzitter overweegt dat het opnemen van een vergunningvoorschrift dat niet duidelijk is, in strijd is met de rechtszekerheid. Dit geldt te meer wanneer op grond van het voorschrift handhavend opgetreden wordt, omdat als dan niet kan worden vastgesteld of zich een overtreding voordoet.
Uit voorschrift C1 wordt niet duidelijk of onder een normale weekendtraining een training op één weekenddag of een training op beide weekenddagen moet worden begrepen. Naar het oordeel van de voorzitter moet dit begrip duidelijk worden uit het voorschrift en kan de aanvraag die heeft geleid tot de vergunning van 13 mei 2004 niet bij de interpretatie ervan worden betrokken. Daarbij komt dat deze aanvraag innerlijk tegenstrijdig is. In deze aanvraag is bedrijfssituatie D bij de opgave van de bedrijfstijden omschreven als de normale weekendtrainingsdag, die maximaal 50 keer per jaar voorkomt. Volgens het jaarschema bij deze opgave van de bedrijfstijden komt deze situatie op zaterdag en zondag in elk weekend voor. De betekenis van het begrip normale weekendtraining moet duidelijk worden bij de beslissing op bezwaar, die naar verwachting eind oktober of begin november door het college zal worden genomen.
Op grond van het bestreden besluit mag de kartbaan vanaf de inwerkingtreding van dit besluit nog gemiddeld 1,27 keer per weekend gebruikt worden. Daarmee kan de kartbaan, gerekend vanaf de inwerkingtreding van het bestreden besluit, nog 33 keer gebruikt worden. Inmiddels is de kartbaan 14 keer gebruikt, hetgeen, met het huidige wedstrijdschema, betekent dat de kartbaan na eind september van dit jaar niet meer gebruikt kan worden.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding, bij afweging van de betrokken belangen, de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 29 juni 2010, kenmerk PZH-2010-169287833, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij Skelterclub Hoekse Waard in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 892,15 (zegge: achthonderdtweeënnegentig euro en vijftien cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan Skelterclub Hoekse Waard het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2010
433.