ECLI:NL:RVS:2010:BN6157

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907615/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • C.W. Mouton
  • J.C. Kranenburg
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijstelling en bouwvergunning voor woningbouwproject in Valkenswaard

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het beroep van de appellant tegen de vrijstelling en bouwvergunning voor een woningbouwproject in Valkenswaard niet-ontvankelijk werd verklaard. Het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard had op 10 juni 2008 vrijstelling en een bouwvergunning verleend voor het bouwen van vier grondgebonden woningen, 42 appartementen, een parkeerkelder en een schansmuur op de percelen bekend als 'Hoek Europalaan-Bakkerstraat'. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de appellant tegen de vrijstelling voor niet-bouwvergunningplichtige werkzaamheden niet-ontvankelijk was, wat de appellant niet kon aanvaarden. Hij stelde hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij de gronden van het hoger beroep zijn aangevuld met een brief van 28 oktober 2009.

De Raad van State heeft de zaak op 21 april 2010 en opnieuw op 4 augustus 2010 behandeld. Tijdens de zittingen waren zowel de appellant als de vergunninghoudster vertegenwoordigd door hun advocaten. De Raad overwoog dat de wetgever met de Woningwet een concentratie van rechtsbescherming voor ogen had om onnodige procedures te voorkomen. De Raad concludeerde dat de vrijstelling die was verleend niet zag op niet-bouwvergunningplichtige werkzaamheden die zelfstandig appellabel waren. Daarom had de rechtbank het beroep van de appellant tegen de vrijstelling terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rustte. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 september 2010.

Uitspraak

200907615/1/H1.
Datum uitspraak: 8 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 augustus 2009 in zaak nr. 08/3680 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2008 heeft het college aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van vier grondgebonden woningen, 42 appartementen, een parkeerkelder en een schansmuur op de percelen plaatselijk bekend "Hoek Europalaan-Bakkerstraat" te Valkenswaard.
Bij uitspraak van 19 augustus 2009, verzonden op 21 augustus 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] tegen de vrijstelling voor zover deze geen betrekking heeft op bouwvergunningplichtige werkzaamheden ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 oktober 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 28 oktober 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [vergunninghoudster] een schriftelijke reactie gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.M.S. Salomons, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta en S. Brouwer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, en H. van Breugel.
Het onderzoek ter zitting is geschorst vanwege de nauwe samenhang van deze zaak met de zaak nr. 200907575/1/H1, waarin schorsing heeft plaatsgevonden teneinde onder andere [appellant] in de gelegenheid te stellen een nader stuk in te zenden.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 4 augustus 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.M.S. Salomons, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, en H. van Breugel.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet, zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt de verlening van vrijstelling voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht geacht deel uit te maken van de beschikking, waarop zij betrekking heeft.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 24 maart 2004 in zaak nr.
200303721/1, moet uit voormelde bepaling worden afgeleid dat de wetgever een concentratie van rechtsbescherming voor ogen heeft gehad om aldus onnodige procedures te voorkomen. Voor zover vrijstelling is vereist teneinde bouwvergunning voor een project te kunnen verlenen, kan tegen de beslissing op het vrijstellingsverzoek worden opgekomen in het kader van een beslissing op een voor dat project ingediende bouwaanvraag.
2.3. Uit het besluit van 10 juni 2008, noch uit hetgeen [appellant] daartegen heeft aangevoerd blijkt dat de bij dat besluit verleende vrijstelling ziet op niet-bouwvergunningplichtige werkzaamheden die in functioneel en bouwkundig opzicht los staan van de bouwvergunningplichtige werkzaamheden en in zoverre zelfstandig appellabel zijn. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen de vrijstelling voor niet-bouwvergunningplichtige werkzaamheden reeds om die reden niet-ontvankelijk dienen te verklaren.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2010
270-580.