ECLI:NL:RVS:2010:BN6178

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001887/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling voor caravanstalling op agrarisch perceel

In deze zaak heeft de Raad van State op 8 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de gemeente Maarssen om aan [appellant] vrijstelling te verlenen voor het realiseren van een caravanstalling op een agrarisch perceel. Het oorspronkelijke besluit van de raad dateert van 8 oktober 2007, waarin de vrijstelling werd geweigerd. Dit besluit werd later door de raad bevestigd in een besluit van 6 oktober 2008, waarin het bezwaar van [appellant] ongegrond werd verklaard. De rechtbank Utrecht verklaarde op 6 januari 2010 het beroep van [appellant] tegen deze besluiten ook ongegrond.

[Appellant] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank heeft miskend dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om vrijstelling te verlenen. Hij stelt dat de caravanstalling in overeenstemming is met het 'Streekplan 2005-2015' van de provincie Utrecht en dat de landschappelijke kwaliteit verbetert indien zijn inpassingsplan wordt gerealiseerd. De raad heeft echter geweigerd vrijstelling te verlenen op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), omdat het gebruik van de kassen voor caravanstalling strijdig is met het bestemmingsplan.

De Raad van State overweegt dat de toetsing van de beslissing van de raad terughoudend dient te zijn. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vrijstelling te weigeren, gezien de betrokken belangen en het beleid van het streekplan. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de raad niet onredelijk heeft gehandeld door de vrijstelling te weigeren. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201001887/1/H1.
Datum uitspraak: 8 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 januari 2010 in
zaak nr. 08/3415 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Maarssen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2007 heeft de raad geweigerd aan [appellant] vrijstelling te verlenen ten behoeve van het realiseren van een caravanstalling op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 6 oktober 2008 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 januari 2010, verzonden op 12 januari 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2010, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2010, waar [appellant], bijgestaan door ing. R. Dusée, werkzaam bij Rentmeesterskantoor Noordanus & Partners BV, en de raad, vertegenwoordigd door D. Goris, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft een verzoek voor vrijstelling ingediend om de op het perceel gelegen kassen te mogen gebruiken ten behoeve van een caravanstalling. De raad heeft geweigerd vrijstelling te verlenen met toepassing van artikel 19, eerste lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening
(hierna: WRO).
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende het bestemmingsplan "Herenweg-Gageldijk e.o." zijn de op de kaart als "Agrarisch gebied -A-" aangewezen gronden bestemd voor agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van agrarische bedrijven.
Vast staat dat het gebruik van de kassen ten behoeve van een caravanstalling strijdig is met het bestemmingsplan.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen weigeren. Daartoe voert hij aan dat de caravanstalling wel in overeenstemming is met het "Streekplan 2005-2015" van de provincie Utrecht. Anders dan de rechtbank heeft overwogen wordt substantiële kwaliteitsverbetering niet slechts bereikt bij vermindering van stedelijke functies, aldus [appellant]. Daartoe stelt hij dat de landschappelijke kwaliteit verbetert indien het door hem overgelegde inpassingsplan wordt gerealiseerd. Voorts stelt hij dat de raad onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat hij in zijn bedrijfsvoering ernstige belemmeringen ondervindt ten gevolge van luizen, afkomstig van het naastgelegen baggerdepot.
2.4. Het beslissen op een verzoek om vrijstelling krachtens artikel 19 van de WRO betreft een bevoegdheid van - in dit geval - de raad, waarbij de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of de raad in redelijkheid tot zijn besluit op het verzoek om vrijstelling heeft kunnen komen.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, gelet op de betrokken belangen, de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om vrijstelling te weigeren. Daarbij heeft de rechtbank met juistheid vastgesteld dat het beleid zoals dat is opgenomen in het "Streekplan 2005-2015", als uitgangspunt heeft de verbetering van de kwaliteit van het gebied en de vermindering van de hoeveelheid bebouwing, verharding en stedelijke functies in het gebied. De raad heeft een nieuwe caravanstalling geen verbetering van de ruimtelijke kwaliteit kunnen achten, nu caravanstalling een stedelijke functie betreft. De omstandigheid dat de caravanstalling aan het zicht kan worden onttrokken door het aanbrengen van beplanting rondom de kassen, zoals opgenomen in [appellants] inpassingsplan, ontneemt aan de caravanstalling niet het karakter van een stedelijke functie. De omstandigheid dat [appellant] in dit geval belemmeringen ondervindt van luizen afkomstig van het naastgelegen baggerdepot, kan, wat daar overigens ook van zij, op zichzelf een aanleiding vormen om een ander gebruik ter plaatse toe te staan, maar brengt niet met zich dat de raad om die reden vrijstelling voor het gebruik als caravanstalling niet heeft mogen weigeren. De raad heeft ter zitting verklaard dat gesprekken met [appellant] gaande zijn om te bezien of een ander gebruik van de gronden kan worden toegestaan. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2010
163-672.