ECLI:NL:RVS:2010:BN6183

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908499/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toevoeging rechtsbijstand voor minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante], die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen. De zaak betreft een besluit van de raad voor rechtsbijstand, waarbij op 16 april 2008 een toevoeging is verleend aan [partij] voor rechtsbijstand in een procedure over kinderalimentatie. Dit besluit is later gewijzigd op 30 september 2008, waarbij de zaakcategorie is aangepast naar omgangsregeling. De raad heeft op 22 januari 2009 het bezwaar van [appellante] tegen de toevoeging niet-ontvankelijk verklaard, wat door de rechtbank 's-Gravenhage op 23 september 2009 is bevestigd. De rechtbank oordeelde dat [appellante] geen belanghebbende is bij de aanvraag van haar ex-echtgenoot, omdat haar belangen als vertegenwoordiger van haar kinderen niet direct betrokken zijn bij het besluit. [appellante] is het hier niet mee eens en stelt dat de belangen van haar kinderen in het geschil over kinderalimentatie tegengesteld zijn aan die van [partij]. De Raad van State oordeelt echter dat de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) bepaalt dat alleen de rechtzoekende als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het hoger beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200908499/1/H2.
Datum uitspraak: 8 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats], gemeente Geldermalsen, in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 september 2009 in zaak nr. 09/900 in het geding tussen:
[appellante], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen,
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2008, gewijzigd bij besluit van 30 september 2008, heeft de raad ten behoeve van [partij] een toevoeging verleend.
Bij besluit van 22 januari 2009 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2009, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 8 en 10 maart 2010 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. Met het besluit van 16 april 2008 heeft de raad [partij] rechtsbijstand toegevoegd voor een procedure over een verzoek om verlaging van kinderalimentatie. Met het besluit van 30 september 2008 heeft de raad de zaakcategorie van de toevoeging op verzoek van [partij] gewijzigd in: omgangsregeling.
De raad heeft zich in het besluit van 22 januari 2009 op het standpunt gesteld dat [appellante], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, geen belanghebbende is bij een aanvraag om toevoeging van haar ex-echtgenoot in een geschil met haar, omdat haar belangen als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen niet rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken.
2.2. De rechtbank heeft dat standpunt onderschreven. Daartoe heeft zij overwogen dat bij een besluit over een aanvraag om toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) slechts de rechtzoekende als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan worden aangemerkt.
2.3. [appellante] bestrijdt het oordeel van de rechtbank. Daartoe betoogt zij dat het belang van haar minderjarige kinderen in het geschil over de hoogte van de kinderalimentatie tegengesteld aan dat van [partij] is en dat de kinderen, die geen partij in dat geschil zijn, in die procedure niet voor hun belang kunnen opkomen.
2.3.1. Dit betoog faalt. Uitgangspunt van de Wrb is dat een ieder die over onvoldoende financiële middelen beschikt om daarin zelf te voorzien, aanspraak heeft op van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand door het verlenen van een toevoeging. Dit belang betreft in beginsel slechts degene aan wie wordt toegevoegd. Gelet op dit uitgangspunt, leiden de door [appellante] gestelde feiten en omstandigheden niet tot het oordeel dat het belang van haar minderjarige kinderen rechtstreeks bij het herziene besluit tot toevoeging is betrokken en dat haar kinderen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zijn.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2010
452.