ECLI:NL:RVS:2010:BN6978

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008569/3/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige voorziening kapvergunning voor lindebomen in Dedemsvaart

Op 1 juni 2010 verleende het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg een kapvergunning voor het kappen van dertien lindebomen in de Julianastraat te Dedemsvaart. Deze vergunning werd aangevochten door een groep verzoekers, die op 1 september 2010 een beroep deden op de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond, waarop de verzoekers hoger beroep instelden bij de Raad van State en verzochten om een voorlopige voorziening. Op 1 september 2010 schorste de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de kapvergunning tijdelijk.

Tijdens de zitting op 3 september 2010 werd het verzoek om de voorlopige voorziening te handhaven besproken. De gemeente stelde dat de werkzaamheden aan de nutsvoorzieningen in de Julianastraat noodzakelijk waren en dat het niet mogelijk was om de resterende vijf lindebomen te sparen zonder de werkzaamheden te verstoren. De verzoekers betoogden dat er geen spoedeisend belang was bij het opheffen van de voorlopige voorziening, aangezien de werkzaamheden gefaseerd zouden worden uitgevoerd en de bomen tot begin 2011 konden blijven staan.

De voorzitter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat de gemeente spoedeisend belang had bij het opheffen van de voorlopige voorziening. Gezien de omstandigheden en het feit dat de kapvergunning eerder was goedgekeurd, werd besloten om de schorsing op te heffen. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 6 september 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201008569/3/H2.
Datum uitspraak: 6 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de opheffing of wijziging van een voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 september 2010 in zaak nrs. 10/1129 en 10/1130 in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2010 heeft het college aan de gemeente Hardenberg een kapvergunning verleend voor het kappen van dertien lindebomen in de Julianastraat te Dedemsvaart.
Bij uitspraak van 1 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, het daartegen door [verzoeker] en anderen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 september 2010, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 1 september 2010 in zaak nr.
201008569/2/H2heeft de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 1 juni 2010 geschorst.
De voorzitter heeft vervolgens ter zitting op 3 september 2010 ambtshalve onderzocht of de aldus getroffen voorziening opgeheven of gewijzigd moet worden. Daar zijn [verzoeker] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door P. Faber, vergezeld door A.M. Zwiers, T. Westhuis en H. Posthuma, allen werkzaam bij de gemeente Hardenberg, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg dat besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard.
2.3. De kapvergunning is verleend voor het kappen van dertien lindebomen in verband met de herinrichting van onder meer de Julianastraat te Dedemsvaart. Acht van de dertien lindebomen zijn inmiddels gekapt, zodat nog slechts aan de orde is de kapvergunning, voor zover die betrekking heeft op het kappen van vijf lindebomen die zich in het noordelijke deel van de Julianastraat bevinden.
2.4. [verzoeker] en anderen betogen dat de gemeente geen spoedeisend belang heeft bij opheffing van de getroffen voorziening. Daartoe voeren zij aan dat de in het kader van de herinrichting te verrichten werkzaamheden gefaseerd zullen worden uitgevoerd. Nu het noordelijke deel van de Julianastraat daarbij pas voor begin 2011 gepland staat, kunnen volgens [verzoeker] en anderen de resterende vijf lindebomen die zich in dat deel van de Julianastraat bevinden, in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de bodemzaak, blijven staan.
2.4.1. Het college heeft ter zitting aangevoerd dat de werkzaamheden aan de riolering en de bestrating in het noordelijke deel van de Julianastraat weliswaar eerst begin 2011 zullen worden uitgevoerd, maar dat vóór die tijd reeds aanpassingen aan de nutsvoorzieningen in de gehele Julianastraat moeten worden uitgevoerd. Deze aanpassingen, die noodzakelijk zijn om er voor te zorgen dat winkeliers en bewoners van de Julianastraat gedurende de herinrichting hun toevoer van gas en elektriciteit behouden, zullen worden uitgevoerd door nutsbedrijven, die afspraken hebben gemaakt met eigen aannemers. De gemeente is daarvan afhankelijk en het uitstellen van die werkzaamheden zou betekenen dat de gehele herinrichting van de Julianastraat moet worden uitgesteld.
2.4.2. Het college heeft verder aangevoerd dat het niet mogelijk is bij de werkzaamheden aan de nutsvoorzieningen de vijf nog resterende lindebomen te sparen. Zowel de nutsvoorzieningen als de lindebomen bevinden zich in de middenberm van de Julianastraat en gelet op de omvang van het wortelstelsel van de bomen is het vrijwel onmogelijk om de werkzaamheden uit te voeren zonder het wortelstelsel of de bomen zelf te beschadigen.
2.4.3. De voorzitter acht, gelet op hetgeen is aangevoerd, voldoende aannemelijk dat de gemeente spoedeisend belang heeft bij opheffing van de getroffen voorziening.
2.5. Nu hetgeen door [verzoeker] en anderen is aangevoerd - mede gelet op het van toepassing zijnde toetsingskader en de daarin aan het college toegekende discretionaire ruimte - geen aanleiding geeft om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de kapvergunning niet mocht worden verleend, ziet de voorzitter onvoldoende grond om de schorsing voort te laten duren. De op 1 september 2010 getroffen voorlopige voorziening dient te worden opgeheven.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
heft de op 1 september 2010 getroffen voorlopige voorziening op.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Wieland
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2010
502.