ECLI:NL:RVS:2010:BN6982

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001323/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieverlening voor geluidwerende maatregelen aan woning in het kader van reconstructie Wilhelminalaan

In deze zaak gaat het om de subsidieverlening door het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar aan [appellant] voor geluidwerende maatregelen aan zijn woning. Op 18 september 2007 verleende het college een subsidie van € 5.500,00, maar na bezwaar van [appellant] tegen een later besluit, waarin deze subsidie opnieuw ongegrond werd verklaard, heeft hij beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 3 augustus 2010.

De subsidie was bedoeld voor het treffen van geluidwerende maatregelen in het kader van het project 'gevelisolatie parkeerring', omdat de geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant] door de reconstructie van de Wilhelminalaan hoger was dan de maximaal toelaatbare geluidbelasting volgens de Wet geluidhinder. Het college baseerde de hoogte van de subsidie op normbedragen uit een rapport van de gemeente Arnhem, maar in het bestreden besluit werd een andere regeling gehanteerd, de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai, die betrekking heeft op bestaande situaties.

[Appellant] betoogde dat het college ten onrechte de hoogte van de subsidie had gebaseerd op deze regeling en dat hij recht had op een hoger bedrag van € 7.724,00, zoals vermeld in een rapport van adviesbureau Cauberg-Huijgen. De Raad van State oordeelde echter dat het college de hoogte van de subsidie terecht had vastgesteld op € 5.500,00, omdat de geluidwerende maatregelen in combinatie met achterstallig onderhoud aan de woning werden uitgevoerd. De beroepsgrond van [appellant] faalde, en de Raad van State verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de rechters de argumenten van [appellant] niet overtuigend genoeg vonden om de beslissing van het college te herzien. De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201001323/1/M2.
Datum uitspraak: 15 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college aan [appellant] subsidie verleend ten bedrage van € 5.500,00 voor het treffen van geluidwerende maatregelen aan zijn woning.
Bij besluit van 22 december 2009 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 2 maart 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2010, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door E. Koers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De aan [appellant] verleende subsidie van € 5.500,00 houdt verband met het treffen van geluidwerende maatregelen aan zijn woning in het kader van het project 'gevelisolatie parkeerring', omdat de geluidbelasting op de gevel van zijn woning ten gevolge van de reconstructie van de Wilhelminalaan hoger is dan de ingevolge artikel 100 van de Wet geluidhinder ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.
2.2. De bij het besluit van 18 september 2007 verleende subsidie van € 5.500,00 is gebaseerd op normbedragen uit een rapport van de gemeente Arnhem. Anders dan bij het besluit van 18 september 2007 heeft het college zich bij het bestreden besluit voor de bepaling van de hoogte van de subsidie gebaseerd op de normbedragen uit de per 1 januari 2007 ingetrokken Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai. Het college is daarbij uitgegaan van de bedragen behorende bij een gekoppelde sanering, omdat de geluidisolerende voorzieningen aan de woning van [appellant] gelijktijdig met de vervanging van de kozijnen en het plaatsen van dubbel glas wegens achterstallig onderhoud zijn aangebracht. Volgens de normbedragen uit de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai komt een bedrag van € 4.379,87 voor vergoeding in aanmerking. Het college heeft echter het bedrag van € 5.500,00 gehandhaafd, omdat dit bedrag reeds bij het besluit van 18 september 2007 aan [appellant] was verleend.
2.3. [appellant] betoogt dat het college de hoogte van de subsidie ten onrechte heeft gebaseerd op het normbedrag voor een gekoppelde sanering dat is opgenomen in de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai. Hij stelt dat deze regeling niet van toepassing is omdat het project "gevelisolatie parkeerring" geen bestaande situatie in de zin van de Wet geluidhinder is. [appellant] voert aan dat het college niet had mogen afwijken van het bedrag van € 7.724 dat is vermeld in het rapport van adviesbureau Cauberg-Huijgen Raadgevend Ingenieurs B.V. van 10 januari 2007.
2.3.1. De subsidie is verleend krachtens artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht.
Ingevolge dit artikel, voor zover hier van belang, kan een bestuursorgaan in incidentele gevallen zonder grondslag in een wettelijk voorschrift subsidie verstrekken.
2.4. De verleende subsidie is niet gebaseerd op enig wettelijk voorschrift. De geluidwerende maatregelen houden verband met een reconstructie van een weg als bedoeld in afdeling 4 van de Wet geluidhinder. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college bij de bepaling van de hoogte van de subsidie niet had mogen uitgaan van de normbedragen uit de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai, welke regeling betrekking had op bestaande situaties in de zin van de Wet geluidhinder.
In artikel 1 van de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai wordt, voor zover hier van belang, onder gekoppelde sanering verstaan het in het kader van de sanering wegverkeerslawaai treffen van geluidwerende maatregelen met een ander oogmerk dan uitsluitend de beperking van de geluidbelasting vanwege een weg. Vaststaat dat toepassing van geluidisolerende maatregelen aan de woning van [appellant] is gecombineerd met het verrichten van achterstallig onderhoud, zodat het college voor de hoogte van de subsidie het normbedrag voor een gekoppelde sanering mocht hanteren.
In het rapport van Cauberg-Huijgen van 10 januari 2007 is bij de berekening van de kosten voor de geluidwerende maatregelen uitgegaan van een autonome sanering. Nu het gaat om een gekoppelde sanering, heeft het college deze berekening terecht niet overgenomen.
De beroepsgrond faalt.
2.5. [appellant] voert aan dat hij op het moment dat hij de aannemer opdracht gaf tot aanpassing van zijn woning, erop mocht vertrouwen dat het college een bedrag van € 7.724,00 zou vergoeden.
2.5.1. Bij brief van 23 januari 2007 heeft het college aan [appellant] het rapport van Cauberg-Huijgen van 10 januari 2007 toegezonden, waarin de kosten voor geluidwerende maatregelen bij een autonome sanering zijn geraamd op € 7.724,00. Door de enkele toezending van dat deskundigenrapport heeft het college niet de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat hij dit bedrag als subsidie zou verlenen. [appellant] mocht er daarom niet op vertrouwen dat een subsidie van € 7.724,00 zou worden verleend. Daar komt nog bij dat het college kort na de toezending van het deskundigenrapport, bij brief van 8 februari 2007, aan [appellant] heeft meegedeeld dat de subsidie maximaal € 5.500,00 bedraagt indien de werkzaamheden door [appellant]' aannemer worden uitgevoerd.
De beroepsgrond faalt.
2.6. Het betoog van [appellant] dat hij geen inzage heeft verkregen in het rapport van de gemeente Arnhem waarin de te vergoeden kosten zijn berekend op € 5.500,00 kan evenmin tot gegrondheid van het beroep leiden, nu dit rapport niet ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010
190-628.