ECLI:NL:RVS:2010:BN6998

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001071/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor vergroting dienstwoning in strijd met bestemmingsplan?

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van de appellant tegen de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren ongegrond werd verklaard. De bouwvergunning, verleend op 27 mei 2008, betrof de vergroting van een dienstwoning op een perceel in Ankeveen. De appellant betoogde dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan, dat op het perceel de bestemmingen 'Horecadoeleinden' en 'Erven' toekende. De rechtbank had overwogen dat het college de beslissing op de aanvraag om bouwvergunning in beginsel moest aanhouden, maar de appellant was van mening dat de vergunning geweigerd had moeten worden.

De Raad van State oordeelde dat het college de bouwvergunning terecht had verleend. De Raad stelde vast dat het gebruik van de dienstwoning niet in strijd was met de bestemmingsplanvoorschriften, aangezien het bestemmingsplan ook woningen toestond. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen grond was voor het college om de vergunning te weigeren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was.

De uitspraak benadrukt het belang van de bestemmingsplanvoorschriften en de voorwaarden waaronder een bouwvergunning kan worden verleend, met name in situaties waarin bestemmingen voor verschillende doeleinden zijn vastgesteld.

Uitspraak

201001071/1/H1.
Datum uitspraak: 15 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2009 in zaak nr. 08/5042 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2008 heeft het college, met doorbreking van de aanhoudingsplicht als bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de Woningwet, aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het vergroten van de dienstwoning op het perceel aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 6 november 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 24 februari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.A. de Boer, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.P. Boot, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. G.J. Scholten, advocaat te Utrecht, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel bevindt zich een pand, bestaande uit drie woningen en een restaurant. Het bouwplan heeft betrekking op de bouw van een dakopbouw op één van deze woningen.
2.2. Ingevolge het ten tijde van het besluit op bezwaar van 6 november 2008 ter plaatse geldende bestemmingsplan "Ankeveen 1983" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het gedeelte van het perceel waarop het bouwplan is voorzien de bestemmingen "Horecadoeleinden" en "Erven".
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als "Horecadoeleinden" aangewezen gronden bestemd voor bebouwing ten behoeve van horecavestigingen, alsmede voor woningen.
Ingevolge artikel 18 zijn de als "Erven" aangewezen gronden bestemd voor tuinen en aan- en bijgebouwen.
Ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Woningwet, zoals die luidde voor de wetswijziging van 1 juli 2008 (hierna: de Woningwet) beslissen burgemeester en wethouders omtrent een aanvraag om reguliere bouwvergunning binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge artikel 50, het eerste lid, houden burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 46, eerste lid, de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning aan indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor het gebied, waarin het bouwwerk zal worden uitgevoerd, voordat de aanvraag is ingekomen, voor zover thans van belang, een ontwerp voor een bestemmingsplan of voor een herziening daarvan ter inzage is gelegd, een bestemmingsplan of een herziening daarvan is vastgesteld, dan wel een bestemmingsplan of een herziening daarvan na vaststelling ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 50, het vierde lid, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders in afwijking van het eerste lid de bouwvergunning verlenen indien het bouwplan niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding zijnde herziening daarvan. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag om bouwvergunning overeenkomstig artikel 46.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwvergunning had moeten weigeren wegens strijd met het bestemmingsplan. Volgens [appellant] heeft de rechtbank daarom ten onrechte overwogen dat het college ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Woningwet, in beginsel gehouden was de beslissing omtrent de gevraagde bouwvergunning aan te houden.
2.3.1. Het betoog faalt. Volgens de aanvraag om bouwvergunning zal het bouwplan na realisering, voor zover thans van belang, worden gebruikt als dienstwoning. Dit gebruik is niet in strijd met artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften. Indien echter het bouwplan, zoals door [appellant] gesteld, niet zal worden gebruikt als dienstwoning maar als woning, is ook dat gebruik niet in strijd met voornoemd artikel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften de arbeidsrechterlijke relatie van de bewoners van het pand tot het restaurant op het perceel, niet van belang is. In dat artikel wordt immers het gebruik als woning uitdrukkelijk toegelaten. Hierin bestond voor het college derhalve geen grond de aanvraag om bouwvergunning te weigeren. Aangezien ook overigens niet is gebleken dat er voor het college grond bestond de gevraagde bouwvergunning te weigeren en er voor het gebied waarin het beoogde bouwwerk zal worden uitgevoerd voordat de aanvraag om bouwvergunning bij het college is ingekomen een ontwerp voor het bestemmingsplan "Kern Ankeveen" ter inzage was gelegd, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Woningwet, in beginsel gehouden was de beslissing omtrent de gevraagde bouwvergunning aan te houden.
2.4. [appellant] heeft ter zitting in hoger beroep te kennen gegeven zijn overige hoger beroepsgronden niet te handhaven, zodat deze gronden geen bespreking behoeven.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010
17-543.