Uitspraak
200905578/1/H1, heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2009 in de zaken nrs. 08/1906 en 08/3358 ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Raad van State
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 september 2010 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] tot herziening van een eerdere uitspraak van 24 februari 2010. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van [verzoeker] tegen de rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard. [verzoeker] verzocht de Afdeling om het feitencomplex van die uitspraak te herstellen, omdat hij meende dat de uitspraak was gebaseerd op een verkeerd en onvolledig feitencomplex. Hij stelde dat de gemeente geen belang had bij het weigeren van de gevraagde vrijstelling, omdat de door de gemeenteraad aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegde beleid- en regelgeving niet overeenstemden met de feitelijke situatie van het betrokken gebied.
De Afdeling heeft het verzoek van [verzoeker] behandeld op 3 september 2010, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. X. Wentink-Quelle. De gemeente Weesp was vertegenwoordigd door mr. G.E.A.R. Kuppens. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] zijn standpunt toegelicht, maar de Afdeling oordeelde dat het verzoek niet gericht was op herziening zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [verzoeker] had in zijn brief aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die voor herziening in aanmerking zouden komen.
De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor vervallenverklaring of rectificatie van de eerdere uitspraak, omdat dit alleen mogelijk is in het geval van een kennelijke, voor partijen kenbare en eenvoudig herstelbare verschrijving. Het verzoek van [verzoeker] werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.