ECLI:NL:RVS:2010:BN7009

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002333/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • P.A. Offers
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herziening van uitspraak inzake vrijstelling door de gemeente Weesp

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 september 2010 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] tot herziening van een eerdere uitspraak van 24 februari 2010. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van [verzoeker] tegen de rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard. [verzoeker] verzocht de Afdeling om het feitencomplex van die uitspraak te herstellen, omdat hij meende dat de uitspraak was gebaseerd op een verkeerd en onvolledig feitencomplex. Hij stelde dat de gemeente geen belang had bij het weigeren van de gevraagde vrijstelling, omdat de door de gemeenteraad aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegde beleid- en regelgeving niet overeenstemden met de feitelijke situatie van het betrokken gebied.

De Afdeling heeft het verzoek van [verzoeker] behandeld op 3 september 2010, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. X. Wentink-Quelle. De gemeente Weesp was vertegenwoordigd door mr. G.E.A.R. Kuppens. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] zijn standpunt toegelicht, maar de Afdeling oordeelde dat het verzoek niet gericht was op herziening zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [verzoeker] had in zijn brief aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die voor herziening in aanmerking zouden komen.

De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor vervallenverklaring of rectificatie van de eerdere uitspraak, omdat dit alleen mogelijk is in het geval van een kennelijke, voor partijen kenbare en eenvoudig herstelbare verschrijving. Het verzoek van [verzoeker] werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201002333/1/H1.
Datum uitspraak: 15 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 24 februari 2010, in zaak nr.
200905578/1/H1, heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2009 in de zaken nrs. 08/1906 en 08/3358 ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 maart 2010, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht het feitencomplex van die uitspraak te herstellen. De gronden van het verzoek zijn aangevuld bij brief van 10 maart 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 september 2010, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. X. Wentink-Quelle, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp, vertegenwoordigd door mr. G.E.A.R. Kuppens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [verzoeker] voert aan dat de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2010 is gebaseerd op een verkeerd en onvolledig feitencomplex en de gemeente volstrekt geen belang heeft bij het weigeren van de gevraagde vrijstelling, aangezien de door de gemeenteraad aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegde beleid- en regelgeving niet overeenstemmen met de feitelijke en deels bestemde situatie van het betrokken gebied. In het gebied hebben zich diverse ontwikkelingen en activiteiten voorgedaan die als gebiedsvreemd zijn aan te merken. Zijn recreatiewoning is hierin slechts een onderschikt detail, aldus [verzoeker].
2.2. Het verzoek van [verzoeker] is niet gericht op herziening als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. [verzoeker] heeft in zijn brief van 10 maart 2010 ook aangegeven dat nova ontbreken die voor herziening in aanmerking zouden kunnen komen. Het betoog van [verzoeker] komt er opneer dat hij het niet eens is met de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2010.
2.3. In het door [verzoeker] aangevoerde kan geen aanleiding worden gevonden voor vervallenverklaring of rectificatie van de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2010, omdat daarvan alleen sprake kan zijn in het zich hier niet voordoende geval van een kennelijke, voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare verschrijving. Met het verzoek kan evenmin worden bereikt dat, zoals [verzoeker] beoogt, de Afdeling tot heroverweging van haar uitspraak van 24 februari 2010 komt, noch dat het debat wordt heropend.
2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010
202.