ECLI:NL:RVS:2010:BN7017

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002149/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bestuursdwang bij verwijdering van een veranda en inrijpoort zonder bouwvergunning

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn ongegrond werd verklaard. Het college had op 18 oktober 2006 onder aanzegging van bestuursdwang gelast dat de veranda en inrijpoort op het perceel [locatie] te [plaats] verwijderd moesten worden, omdat hiervoor geen bouwvergunning was verleend. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit ongegrond op 13 juni 2007. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 3 februari 2010.

[Appellant] heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld. Tijdens de zitting op 3 september 2010 zijn zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd door hun advocaten verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen concreet uitzicht op legalisatie van de veranda en inrijpoort bestaat. De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat er geen toezeggingen zijn gedaan door het college die [appellant] het gerechtvaardigde vertrouwen konden geven dat de inrijpoort mocht blijven staan.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de voorgedragen beroepsgronden van [appellant] falen en dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 15 september 2010.

Uitspraak

201002149/1/H1.
Datum uitspraak: 15 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 3 februari 2010 in zaak nr. 07/1068 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2006 heeft het college [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de veranda en inrijpoort op het perceel [locatie] te [plaats] te verwijderen.
Bij besluit van 13 juni 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 april 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. W.M. van de Zedde en J.J. Toorn, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat de last onder bestuursdwang niet ziet op de van de veranda deeluitmakende leilindeconstructie, bestaande uit vier pilaren en een dwarsbalk.
2.2. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zoals die bepaling luidde ten tijde hier van belang, is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
2.3. Vaststaat dat voor de veranda en de inrijpoort geen bouwvergunning is verleend, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat voor de veranda en de inrijpoort geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat en dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van de aanschrijving had behoren af te zien.
De rechtbank heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat zij het beroep van [appellant] tegen het besluit van 2 juli 2007, waarbij het college zijn besluit tot weigering van een lichte bouwvergunning voor de inrijpoort met een hoogte van 1.80 m heeft gehandhaafd, bij uitspraak van 3 februari 2010 in zaak nr. 07/1085 ongegrond heeft verklaard. Het daartegen door [appellant] ingestelde hoger beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van heden ongegrond verklaard.
Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank eveneens op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Niet is gebleken dat door of namens het college toezeggingen zijn gedaan waaraan [appellant] het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat de inrijpoort zou mogen blijven staan.
Hetgeen [appellant] verder nog heeft aangevoerd biedt evenmin aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.5. De voorgedragen beroepsgronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010
202.