ECLI:NL:RVS:2010:BN7905

Raad van State

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909377/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Giethoorn-Compensatiewoning Beulakerweg en de Rood voor Rood regeling

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Giethoorn-Compensatiewoning Beulakerweg" dat op 13 oktober 2009 door de raad van de gemeente Steenwijkerland is vastgesteld. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij zich verzetten tegen de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden" op een perceel naast [locatie 2]. De appellanten betogen dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de beleidsnota "Rood voor Rood", die stelt dat een compensatiewoning alleen mag worden gebouwd in ruil voor de sloop van alle aanwezige bedrijfsbebouwing. De raad heeft echter gesteld dat de situering en maatvoering van de compensatiewoning passen bij de bestaande lintbebouwing. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 september 2010 geoordeeld dat het beroep van de appellanten, voor zover ontvankelijk, gegrond is. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad niet heeft gehandeld overeenkomstig het beleid van de beleidsnota en dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. De Afdeling heeft het besluit van de raad vernietigd en de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellanten.

Uitspraak

200909377/1/R3.
Datum uitspraak: 22 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
de raad van de gemeente Steenwijkerland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2009, nummer 2009/110, heeft de raad het bestemmingsplan "Giethoorn-Compensatiewoning Beulakerweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2010, waar [appellant] en anderen, bij monde van [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door ing. A.P. van der Wal en mr. M. Duursma, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting R.K. Winters verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant sub A], een van de appellanten, woont in Sint Jansklooster, op ruime afstand van het bestreden plandeel dat zich in Giethoorn bevindt. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [appellant sub A] bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [appellant sub A] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat desondanks een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het besluit wordt geraakt.
De conclusie is dat [appellant sub A] geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bij het bestreden besluit en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, geen beroep kan instellen. Het beroep voor zover het is ingesteld door [appellant sub A] is niet-ontvankelijk. Voor zover in deze uitspraak verder wordt gesproken over [appellant] en anderen, wordt daarmee niet [appellant sub A] bedoeld.
2.2. Het plan voorziet in het met toepassing van de gemeentelijke beleidsnota "De Regeling Rood voor Rood met gesloten beurs" van 20 augustus 2007 (hierna: de beleidsnota) saneren van een agrarisch bedrijf dat is gelegen op het perceel [locatie] te Giethoorn en het in samenhang daarmee realiseren van een compensatiewoning op het perceel naast [locatie 2] te Giethoorn.
2.3. Het beroep van [appellant] en anderen richt zich tegen de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden" op het perceel naast [locatie 2]. [appellant] en anderen betogen onder meer dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde uit de beleidsnota dat een compensatiewoning alleen mag worden gebouwd in ruil voor de sloop van alle aanwezige bedrijfsbebouwing op het perceel [locatie 1]. Hiertoe voeren zij aan dat uit de plantoelichting lijkt te volgen dat een kuilvoerplaat blijft behouden die aan de buurman is verkocht. Ook voeren [appellant] en anderen aan dat de werktuigenloods ten onrechte blijft behouden. Naar hun mening is de loods niet aan te merken als karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, maar is de loods een beeldverstorend element vanwege de goothoogte en de uitvoering in damwandprofiel. Daarnaast betogen [appellant] en anderen dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde uit de beleidsnota dat een compensatiewoning landschappelijk moet worden ingepast. In dit verband voeren [appellant] en anderen onder meer aan dat de compensatiewoning niet in de rooilijn van de aangrenzende lintbebouwing is gesitueerd. Ook past het aanzienlijke volume van de compensatiewoning niet bij de woningen in de omgeving, aldus [appellant] en anderen.
2.4. De raad stelt zich op het standpunt dat wordt voldaan aan de voorwaarden van de beleidsnota waaronder een compensatiewoning mag worden gebouwd. De raad heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de situering en de maatvoering van de desbetreffende compensatiewoning passen bij de bestaande lintbebouwing.
2.5. In de beleidsnota is het beleid uiteengezet met betrekking tot de zogenoemde Rood voor Rood regeling, waarbij in ruil voor het slopen van landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing één of meer compensatiewoningen mogen worden gebouwd. In paragraaf 4.3 van de beleidsnota is het beleid opgenomen dat van toepassing is op de sloop van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Als uitgangspunt geldt, voor zover hier van belang, dat alle aanwezige bedrijfsbebouwing op een perceel wordt gesloopt. Volgens het beleid moet de sloop van karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing echter worden voorkomen en dient de compositie op het perceel stedenbouwkundig acceptabel te zijn. Ook is het volgens het beleid mogelijk om een deel van de gebouwen een goede hergebruikfunctie te geven, waarbij derhalve het Rood voor Rood beleid in combinatie met het beleid voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing wordt toegepast. In dat geval dient aan de criteria voor zowel Rood voor Rood als hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen te worden voldaan, aldus de beleidsnota. Voorts is in de beleidsnota vermeld dat de regeling uitgaat van de sloop van het gehele complex met voormalige bedrijfsgebouwen, inclusief de erfverhardingen, mestplaten, kassen voor hobby en nevenactiviteiten en sleufsilo's. Volgens paragraaf 4.5 van de beleidsnota mag de inhoud van een compensatiewoning niet meer dan 750 m³ bedragen en moet een compensatiewoning goed ruimtelijk worden ingepast in de omgeving.
2.6. Aan het perceel naast [locatie 2] zijn deels de bestemming "Wonen" en deels de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden" toegekend ten behoeve van de bouw van een compensatiewoning. Aan het perceel [locatie 1] zijn eveneens deels de bestemming "Wonen" en deels de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a tot en met h, van de planregels, voor zover van belang, zijn de voor "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden" aangewezen gronden bestemd voor cultuurgrond, paden, waterlopen en waterpartijen, met daaraan ondergeschikt: dagrecreatief medegebruik, wegen, terreinen, tuinen en erven, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
2.7. Ter zitting is vast komen te staan dat drie sleufsilo's en een mestsilo aanwezig zijn op het westelijke deel van het perceel [locatie 1] met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden". De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat deze sleufsilo's en de mestsilo zullen worden verwijderd. Voorts zijn deze sleufsilo's en mestsilo niet als zodanig bestemd in het plan; zij kunnen immers niet worden aangemerkt als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die horen bij een of meer van de in artikel 3, lid 3.1, bedoelde bestemmingen. Voor zover [appellant] en anderen stellen dat uit de toelichting bij het plan lijkt te volgen dat een kuilvoerplaat, waarmee gedoeld wordt op een van de hier bedoelde sleufsilo's, behouden blijft, overweegt de Afdeling dat aan de toelichting geen bindende werking toekomt. Het betoog faalt.
2.8. In het plan is de werktuigenloods op het perceel [locatie 1], die is gelegen binnen een plandeel met de bestemming "Wonen", als zodanig bestemd. De raad heeft in zijn verweerschrift en ter zitting verduidelijkt dat deze loods niet is aan te merken als karakteristieke en cultuurhistorische bebouwing. Volgens de raad dient de loods te worden behouden om te kunnen voldoen aan de eis dat de compositie op het perceel stedenbouwkundig acceptabel dient te zijn. Ter motivering van zijn standpunt heeft de raad verwezen naar het advies '145 STW Kanaaldijk (locatie sloop)' van 3 november 2006, opgesteld door Het Oversticht, en de studie 'Rood voor Rood: boerenerf Winters, Beulakerweg Giethoorn' van 5 maart 2007, opgesteld door Buro Greet Bierema. Naar het oordeel van de Afdeling wordt in deze adviezen echter niet inzichtelijk gemaakt waarom het behoud van de loods noodzakelijk is voor een stedenbouwkundig acceptabele compositie op het perceel. In het advies van Het Oversticht is slechts vermeld dat het behoud van de loods van belang is voor het behoud van de erfstructuur, terwijl de studie van Buro Greet Bierema op dit punt alleen bestaat uit enkele schetsen.
Voor zover de raad ter zitting heeft betoogd dat de loods, onder toepassing van het beleid voor vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing, een passende hergebruikfunctie zal krijgen en daarom niet gesloopt behoeft te worden, overweegt de Afdeling dat niet uit de stukken blijkt dat deze motivering aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegen. Bovendien heeft de raad niet gemotiveerd dat aan de voorwaarden voor het toepassen van het beleid voor vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing is voldaan. Evenmin heeft de raad zich ter zitting op goede gronden op het standpunt gesteld dat reeds omdat aanzienlijk meer vierkante meters aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt dan de 850 m2 waar de beleidsnota vanuit gaat, niet alle bedrijfsgebouwen behoeven te worden gesloopt. Om voor de toepassing van de beleidsnota in aanmerking te komen, moeten de voormalige agrarische gebouwen in totaal een minimale oppervlakte hebben van 850 m2. Het uitgangspunt van de beleidsnota blijft echter dat alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Het betoog van [appellant]en anderen slaagt. Nu de raad niet heeft gehandeld overeenkomstig het in de beleidsnota neergelegde beleid ten aanzien van de sloop van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en hij onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij hiervan is afgeweken, berust het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering.
2.9. Ten aanzien van de compensatiewoning heeft de raad ter zitting toegelicht dat de keuze voor de situering ervan in de eerste plaats berust op een stedenbouwkundige afweging. Omdat de compensatiewoning een groter volume heeft dan de bestaande woningen in het lint, is de woning meer naar achteren op het perceel gesitueerd, in lijn met de schuren die eveneens een groot volume hebben. Naar het oordeel van de Afdeling is deze motivering van de raad echter ontoereikend voor het oordeel dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de compensatiewoning, nu die woning zowel wat volume als situering betreft afwijkt van de bestaande woningen in het lint. Het betoog van [appellant] en anderen slaagt. Het bestreden besluit berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering.
2.10. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, waarbij de plandelen zijn vastgesteld met de bestemming "Wonen" en "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden" ter plaatse van het perceel naast [locatie 2], niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, gegrond. Vanwege de samenhang met de plandelen met de bestemming "Wonen" en "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden" ter plaatse van het perceel [locatie 1] dient het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht geheel te worden vernietigd. In verband hiermee behoeven de overige gronden geen bespreking.
2.11. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld door [appellant sub A];
II. verklaart het beroep voor het overige gegrond;
III. ¬vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 13 oktober 2009, nummer 2009/110;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Steenwijkerland tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 61,11 (zegge: eenenzestig euro en elf cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Steenwijkerland aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Sloten w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2010
288-618.