201006966/2/M2.
Datum uitspraak: 20 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
verzoekster,
om wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 12 augustus 2010, in zaak nr. 201006966/1/M2, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel,
verweerder.
Bij uitspraak van 12 augustus 2010, in zaak nr.
201006966/1/M2heeft de voorzitter de voorlopige voorziening getroffen dat de in het besluit van 15 juli 2010 met kenmerk VROM/EHk van het college opgenomen begunstigingstermijn wordt verlengd tot 1 september 2010.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2010, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening te wijzigen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 september 2010, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door E. Hassink en J. van Drunen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2.1. Het bij de uitspraak van 12 augustus 2010 geschorste besluit strekt tot het opleggen van een last onder dwangsom aan [verzoekster] vanwege overtreding van een voor haar pluimveehouderij aan de [locatie] te [plaats] bij besluit van 20 november 2007 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning.
2.2. De last onder dwangsom ziet op het overtreden van de voorschriften 1.1, 3.1 en 4.4 van de vergunning. De last strekt ertoe de ingebruikname van stal F te beëindigen en beëindigd te houden door de kippen uit stal F te verwijderen.
2.3. [verzoekster] betoogt dat ten tijde van het nemen van het besluit van 15 juli 2010 de stal reeds was voorzien van het huisvestingssysteem E 2.11.1 als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij, zodat destijds zicht bestond op legalisatie.
2.4. Voor het bestaan van concreet zicht op legalisatie is van belang dat de aanvraag om vergunning strekt tot legalisatie van de ten tijde van het nemen van het bestreden besluit bestaande, niet vergunde, situatie.
Op 14 juli 2010 is een ontwerpbesluit ter inzage gelegd, waaruit blijkt dat het college voornemens is de aangevraagde vergunning te verlenen die strekt tot het houden van legkippen in stal F, waarbij deze stal is voorzien van het huisvestingssysteem E 2.11.1 als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij.
Uit de bij de brief van 31 augustus 2010 door [verzoekster] verstrekte gegevens en het verhandelde ter zitting volgt dat stal F in mei 2010 is voorzien van het huisvestingssysteem E 2.11.1 als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij. [verzoekster] heeft het desbetreffende systeem in juni 2010 en daarmee voor het bestreden besluit in gebruik genomen. Het college heeft dit ter zitting beaamd. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit bestond dan ook zicht op legalisatie.
De voorzitter ziet, na afweging van de betrokken belangen, reeds hierin aanleiding de bij uitspraak van 1 juli 2010 uitgesproken schorsing op de hierna volgende wijze te wijzigen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. wijzigt de ten aanzien van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel van 15 juli 2010, kenmerk VROM/EHk, door de voorzitter in zijn uitspraak van 12 augustus 2010 in zaak nr.
201006966/1/M2getroffen voorlopige voorziening in die zin dat het besluit is geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel aan [verzoekster] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor de behandeling van het verzoek vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Brink w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2010