201000541/1/R1.
Datum uitspraak: 29 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Brielle,
verweerder.
Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Glaspark 4P" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 januari 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door H. Verveen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. van der Eijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bestemmingsplan betreft een herziening van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" en voorziet in de ontwikkeling van een glastuinbouwconcentratiegebied ten zuidoosten van de kern Brielle.
2.2. [appellant] bezit een perceel ten noordoosten van het plangebied waarop hij afwisselend gewassen teelt en dieren houdt. Hij richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Groen", zoals gesitueerd aan de noordoostzijde van het plangebied. Hij stelt schade te zullen lijden aan zijn gewassen als gevolg van de schaduwwerking van deze groenstrook, alsmede door bladafval, waterontneming en mogelijk door beworteling als er geen sloot wordt gegraven tussen zijn perceel en de beoogde groenstrook. [appellant] verzoekt de mogelijkheid van de aanleg van de groenstrook te vernietigen, dan wel erin te voorzien dat de groenstrook zo ver mogelijk bij zijn perceel vandaan komt te liggen door de sloot en het schouwpad ertussen te voorzien. Tevens doet [appellant] een beroep op het gelijkheidsbeginsel, doordat aan de zuidwestzijde en deels aan de noordwestzijde van het plangebied geen groenstroken zijn voorzien.
2.3. De raad geeft aan dat de groenstrook is voorzien om de kassen aan het zicht vanuit Vierpolders te onttrekken. Wat betreft de ligging van de groenstrook heeft de raad van belang geacht een zo groot mogelijke afstand aan te houden tot de nieuw te bouwen kassen in verband met schaduwwerking in die kassen. De raad geeft aan dat de groenstrook niet alleen langs het perceel van [appellant] komt te liggen, maar ook langs een groot aantal andere percelen. Tevens acht hij de schade en overlast van schaduwwerking, bladafval en doorgroeiende wortels beperkt. Met betrekking tot het verzoek van [appellant] om een andere indeling van de gronden tussen de nieuwe kassen en zijn perceel stelt de raad dat dit uit een oogpunt van efficiënt ruimtegebruik niet doelmatig is. Met de gekozen volgorde van groenstrook, schouwpad en sloot, bezien vanaf het perceel van [appellant], treedt de minste schaduwwerking dan wel beperking van lichttoetreding in de kassen op. De raad heeft het economische belang van de toekomstige tuinders zwaarder geacht dan het belang van [appellant].
2.4. Aan de groenstrook is de bestemming "Groen" toegekend. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de aldus aangewezen gronden bestemd voor een groenstrook ten dienste van de landschappelijke inpassing van kassen met opgaande begroeiing en een minimale breedte van 10 meter. De breedte van de groenstrook is op de verbeelding 10 meter. Niet in geschil is dat de aanleg van een sloot op deze gronden niet is toegestaan.
Aan de ten zuiden van de groenstrook liggende gronden is de bestemming "Agrarisch" toegekend. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder d, zijn op deze gronden als bijbehorende voorzieningen onder meer schouwpaden en water toegelaten.
Ten zuidwesten van het perceel van [appellant] is voorzien in een groenstrook van 10 meter breedte, aansluitend een schouwpad van 5 meter breedte, vervolgens een sloot van 5 meter breedte en daarna de gronden waar de kassen gebouwd kunnen worden.
2.5. De Afdeling overweegt dat de raad als motivering voor de groenstrook aanvoert dat deze het zicht vanuit Vierpolders op de kassen kan ontnemen. Ter zitting is aan de hand van (lucht)foto's gebleken dat er rondom het plangebied reeds veel kassen zijn gebouwd en er hierdoor slechts zeer beperkt zicht is vanuit Vierpolders op het plangebied en dat de reeds gebouwde kassen zonder groene afscherming meer in het zicht staan dan voor de voorziene kassen binnen het plangebied mag worden aangenomen. De raad heeft onder deze omstandigheden niet aannemelijk gemaakt waarom het zeer beperkte zicht vanuit Vierpolders op de voorziene kassen moet worden ontnomen door een groenstrook. Daarbij komt dat niet is uitgesloten dat [appellant] bij zijn teelt schade lijdt door schaduwhinder, waterontneming, beworteling en bladafval. De raad heeft de omvang van deze schade onvoldoende ingeschat. Het vorenstaande klemt te meer daar aan de zuidzijde van het plangebied groenstroken bewust achterwege zijn gelaten vanwege mogelijke schaduwhinder voor de daar te bouwen kassen.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd, voor zover het betrekking heeft op de groenstrook aan de noordoostzijde van het plangebied.
2.7. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Brielle van 13 oktober 2009, volgnummer 62, voor zover het betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Groen" aan de noordoostzijde van het plangebied;
III. gelast dat de raad van de gemeente Brielle aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010