ECLI:NL:RVS:2010:BN8558

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005814/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Nijmegen Midden-7

Op 27 april 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen het wijzigingsplan "wijzigingsplan Nijmegen Midden-7" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, allen wonend te Nijmegen, op 15 juni 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 31 augustus 2010 ter zitting behandeld, waar verzoekers en het college, vertegenwoordigd door M.F. Jansen, aanwezig waren. Ook Kalliste Woningbouwontwikkeling B.V. was als partij aanwezig, vertegenwoordigd door mr. R. Stiekema en ir. J.J.A. Suijkerbuijk.

De voorzitter oordeelt dat het wijzigingsplan de bouw van een appartementengebouw met 34 appartementen mogelijk maakt, wat deel uitmaakt van het project "Frijhof". Dit project omvat in totaal vijf appartementengebouwen en 38 grondgebonden woningen, waarvoor vrijstelling is verleend op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en een onherroepelijke bouwvergunning is verleend. Verzoekers zijn van mening dat de vergroting van gebouw A in strijd is met het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Nijmegen Midden" en dat het wijzigingsplan leidt tot een verslechtering van de parkeersituatie.

De voorzitter concludeert dat het wijzigingsplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het geen afwijking van het bestemmingsplan inhoudt. De voorzitter stelt vast dat de parkeersituatie niet onevenredig zal verslechteren en dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met de gemeentelijke Woonvisie. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen grond is voor de verwachting dat het wijzigingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 23 september 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201005814/2/R2.
Datum uitspraak: 23 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2010 heeft het college het wijzigingsplan "wijzigingsplan Nijmegen Midden-7" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 augustus 2010, waar [verzoeker] en anderen zijn verschenen, evenals het college, vertegenwoordigd door M.F. Jansen, werkzaam bij de gemeente. Voorts is daar Kalliste Woningbouwontwikkeling B.V. als partij gehoord, vertegenwoordigd door mr. R. Stiekema, advocaat te Waalre, en ir. J.J.A. Suijkerbuijk, projectmanager.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan maakt de bouw mogelijk van een appartementengebouw ("gebouw A") met 34 appartementen op een terrein aan de Ploegstraat te Nijmegen. Dit appartementengebouw maakt deel uit van het project "Frijhof", dat in totaal vijf appartementengebouwen en 38 grondgebonden woningen omvat en waarvoor vrijstelling is verleend op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, alsmede een inmiddels onherroepelijke bouwvergunning. Ten opzichte van wat deze vrijstelling en bouwvergunning mogelijk maken is in het plan het toegestane aantal appartementen in gebouw A met veertien verhoogd en de toegestane omvang van het gebouw in geringe mate vergroot. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Nijmegen Midden" voorziet voor de betrokken gronden in de bestemming "Maatschappelijk".
2.3. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen met het wijzigingsplan. Volgens hen is de vergroting van gebouw A die daarin wordt mogelijk gemaakt in strijd met het in artikel 26.1 van het bestemmingsplan "Nijmegen Midden" vastgelegde overgangsrecht, waarin is bepaald dat wijziging van bestaande bouwwerken alleen is toegestaan als de bestaande afwijking van het bestemmingsplan naar aard en omvang niet wordt vergroot. Verder leidt het wijzigingsplan volgens hen tot een onaanvaardbare verslechtering van de parkeersituatie ter plaatse. Zij verwijzen daarbij naar artikel 25.1 van het bestemmingsplan, dat wijziging alleen toestaat als op basis van een inrichtingsplan blijkt dat voldoende parkeerruimte wordt voorzien op eigen terrein. Daarnaast is het wijzigingsplan volgens hen, doordat het leidt tot toename van het aantal goedkope huurwoningen in de wijk, in strijd met het gemeentelijk beleid vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, dat erop is gericht sociaal-economische tweedeling en het ontstaan van zogenoemde inkomenswijken te voorkomen. Ten slotte is naar hun mening sprake van inconsistenties met betrekking tot de bouwhoogte en de ligging van het peil tussen het wijzigingsplan, het bestemmingsplan en de oorspronkelijk voor gebouw A verleende bouwvergunning. Met het verzoek beogen [verzoeker] en anderen onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.4. Ingevolge artikel 26.1 van het bestemmingsplan "Nijmegen Midden", dat het opschrift draagt "Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken", mogen bouwwerken die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dat plan bestaan dan wel nadien worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd;
b. bij tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd en/of veranderd, mits de bouwaanvraag wordt ingediend binnen 2 jaar na het tenietgaan.
Uit de tekst van dit artikel blijkt dat het betrekking heeft op bouwwerken die in enigerlei opzicht van het plan afwijken. Nu het wijzigingsplan, op grond van artikel 3.6, derde lid, Wro, na vaststelling deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is bij bebouwing die op grond van het wijzigingsplan is toegestaan geen sprake van afwijking van het bestemmingsplan. Artikel 26.1 heeft derhalve naar voorlopig oordeel van de voorzitter geen betrekking op de situatie die nu aan de orde is, zodat het wijzigingsplan niet in strijd met die bepaling is vastgesteld.
2.5. Ingevolge artikel 25.1 van het bestemmingsplan is, voor zover hier van belang, het college van burgemeester en wethouders bevoegd bestemmingen ter plaatse van gronden binnen de op de kaart voor de wijzigingsbevoegdheid aangegeven grenzen te wijzigen in de bestemming Woondoeleinden, onder de voorwaarde dat op basis van een inrichtingsplan moet blijken dat voldoende parkeerruimte wordt voorzien op eigen terrein.
Naar voorlopig oordeel van de voorzitter volgt uit de woorden "voldoende parkeerruimte op eigen terrein" niet dat wijziging uitsluitend mogelijk zou zijn als iedere parkeerbehoefte die de gewijzigde bestemming meebrengt geheel op eigen terrein wordt opgevangen, zoals [verzoeker] en anderen kennelijk aannemen. Nu het oorspronkelijke gebouw al, op grond van een vrijstelling, planologisch mogelijk was gemaakt en daarvoor een onherroepelijke bouwvergunning was verleend, dienen de gevolgen van het plan voor de parkeersituatie te worden beoordeeld aan de hand van een vergelijking tussen de parkeerbehoefte uitgaand van het oorspronkelijk voorziene gebouw - met 20 appartementen - en de parkeerbehoefte uitgaand van de bebouwing zoals die in het wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt. In de door het college overgelegde notitie "Woningbouw Frijhof, Ploegstraat-Toetsing van het aantal parkeerplaatsen voor het gewijzigde bouwplan" van 1 april 2010 staat vermeld dat aan het gehele project Frijhof oorspronkelijk 61,3 parkeerplaatsen in openbaar gebied waren toegerekend. Na aanpassing van gebouw A en vergroting van het aantal appartementen in dat gebouw is dat aantal met 7,3 gestegen tot 68,6 parkeerplaatsen in openbaar gebied. Deze aantallen zijn door [verzoeker] en anderen niet betwist. Verder is, naar van de zijde van het college is gesteld en niet bestreden, in een overeenkomst tussen de projectontwikkelaar en de gemeente vastgelegd dat in samenhang met de realisering van gebouw A 28 extra parkeerplaatsen in openbaar gebied zullen worden aangelegd. Gelet hierop ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 25.1 van het bestemmingsplan en evenmin voor de verwachting dat het plan zal leiden tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied.
2.6. De Woonvisie vermeldt dat woningdifferentiatie in hoofdzaak op stedelijk en wijkniveau zal moeten worden gerealiseerd. Voor Nijmegen-Midden, en meer in het bijzonder de wijk De Hazenkamp waarin het plangebied gelegen is, geldt volgens de Woonvisie dat er relatief weinig goedkope huurwoningen staan en dat het beleid erop gericht is meer huurwoningen beschikbaar te stellen voor mensen met lagere inkomens. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter voorshands geen grond voor het oordeel dat het wijzigingsplan in strijd is met het in de Woonvisie neergelegde beleid. Overigens is ter zitting van de zijde van Kalliste Woningbouwontwikkeling B.V. meegedeeld dat de 114 appartementen, die naast de 38 grondgebonden woningen binnen het project "Frijhof" worden gerealiseerd en waar de appartementen die het wijzigingsplan mogelijk maakt deel van uitmaken, slechts voor een deel sociale huurwoningen zijn en voor het overige huurprijzen kennen in het hogere segment.
2.7. De voorzitter constateert dat de bepalingen omtrent de ligging van het peil van waaraf de bouwhoogte moet worden bepaald in het wijzigingsplan gelijkluidend zijn aan die in het bestemmingsplan. Voor zover [verzoeker] en anderen bedoelen te betogen dat de bouwhoogte van 22 meter die het wijzigingsplan mogelijk maakt niet verenigbaar is met het maximale aantal van zeven bouwlagen dat op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, ziet de voorzitter geen reden aan te nemen dat het wijzigingsplan in dit opzicht niet past binnen de kaders die het bestemmingsplan stelt. Door [verzoeker] en anderen geconstateerde vermeende inconsistenties in de eerder verleende bouwvergunning kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Overigens zal voor het aangepaste bouwplan voor gebouw A een nieuwe bouwvergunning moeten worden aangevraagd.
2.8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter vooralsnog geen grond voor de verwachting dat het wijzigingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven, zodat aanleiding bestaat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Oudenaarden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2010
568.