ECLI:NL:RVS:2010:BN9517

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005423/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.W. Wijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan 'De Hoof 2009' van de gemeente Someren

Op 31 maart 2010 heeft de raad van de gemeente Someren het bestemmingsplan 'De Hoof 2009' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder [verzoeker A] en de vereniging Koninklijke Horeca Nederland afdeling Someren, beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 2 juni 2010 is het beroep ingediend, met aanvullende gronden op 1 juli 2010. Tevens hebben de verzoekers op 18 juni 2010 de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is behandeld op 14 september 2010, waarbij [verzoeker B] in persoon aanwezig was, bijgestaan door M.J.E. Driessen, en de raad vertegenwoordigd was door drs. R.T. Klarenaar en mr. A.A.M. Kuijken.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft geoordeeld dat [verzoeker B] een rechtstreeks betrokken concurrentiebelang heeft bij het besluit, gezien de verwachte bouw- en gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan. De voorzitter heeft ook opgemerkt dat het plan uitbreiding van de bestaande bebouwing en verruiming van gebruiksmogelijkheden voor [belanghebbende] voorziet.

De verzoekers beogen met hun verzoek om voorlopige voorziening te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen optreden door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Ze hebben aangevoerd dat de verwachte overlast onvoldoende afstand tot omliggende woningen in acht neemt. Tijdens de zitting heeft [belanghebbende] echter aangegeven geen gebruik te willen maken van de nieuwe bouwmogelijkheden totdat het plan rechtens onaantastbaar is. Hierdoor zijn er op dat moment geen onomkeerbare gevolgen te verwachten.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek afgewezen. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2010.

Uitspraak

201005423/2/R3.
Datum uitspraak: 28 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en de vereniging Koninklijke Horeca Nederland afdeling Someren, beiden gevestigd te Someren, en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Someren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "De Hoof 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker A], de vereniging en [verzoeker B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juni 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 juli 2010. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2010, hebben [verzoeker A], de vereniging en [verzoeker B] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 september 2010, waar [verzoeker B] in persoon en bijgestaan door M.J.E. Driessen, werkzaam bij Driessen Advies en Beheer, en de raad, vertegenwoordigd door drs. R.T. Klarenaar en mr. A.A.M. Kuijken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigden].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Voor zover [belanghebbende] aanvoert dat het beroep van [verzoeker A], de vereniging en [verzoeker B] niet ontvankelijk is wegens het ontbreken van een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang, overweegt de voorzitter dat ook degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende kan zijn. De voorzitter verwacht gelet op de in het plan voorziene bouw- en gebruiksmogelijkheden dat in ieder geval [verzoeker B], als exploitant van een horecabedrijf, voor een belangrijk deel in hetzelfde marktsegment werkzaam is als [belanghebbende]. Gelet op de afstand tussen het horecabedrijf en [belanghebbende] verwacht de voorzitter voorts dat zij in hetzelfde verzorgingsgebied opereren. Gelet op het voorgaande is de voorzitter op voorhand van oordeel dat in ieder geval [verzoeker B] een rechtstreeks bij het besluit betrokken concurrentiebelang heeft. De voorzitter verwacht dan ook dat het beroep, in ieder geval voor zover dat is ingediend door [verzoeker B], in de bodemprocedure ontvankelijk is. Hij ziet dan ook aanleiding thans inhoudelijk op het verzoek in te gaan.
2.3. Het plan voorziet ten behoeve van [belanghebbende] in uitbreiding van de bestaande bebouwing en verruiming van de gebruiksmogelijkheden.
2.4. Met hun verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening beogen [verzoeker A], de vereniging en [verzoeker B] te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen zullen optreden als gevolg van de inwerkingtreding van het plan. Zij voeren in dit verband onder meer aan dat gelet op de te verwachten overlast vanwege de in het plan voorziene gebruiksmogelijkheden onvoldoende afstand tot omliggende woningen wordt aangehouden.
2.5. Ter zitting heeft [belanghebbende] aangegeven dat zij de nieuwe bouwmogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden, in ieder geval totdat het plan rechtens onaantastbaar is, niet wil benutten en dat zij tot die tijd derhalve geen bouwvergunning aan zal vragen. Voorts heeft [belanghebbende] daar aangegeven dat zij in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure ook geen gebruik zal maken van de verruimde gebruiksmogelijkheden die het plan biedt. Gelet hierop zijn geen onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te verwachten. Mochten de omstandigheden in de tussentijd wijzigen in die zin dat toch uitvoering wordt gegeven aan het plan en daardoor voor een onomkeerbare situatie dient te worden gevreesd, dan kunnen [verzoeker A], de vereniging en [verzoeker B] een nieuw verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening indienen. Gelet op het voorgaande ontbreekt het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening en bestaat aanleiding het verzoek hiertoe af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2010
177-589.