ECLI:NL:RVS:2010:BN9543

Raad van State

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008637/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bodemsanering en evaluatieverslag

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoekers] tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht, dat op 19 juli 2010 instemde met een evaluatieverslag van een bodemsanering op de [locatie] te [plaats]. De verzoekers waren van mening dat het college ten onrechte had ingestemd met dit evaluatieverslag, omdat zij niet op de hoogte waren gesteld van een wijziging in de saneringsdoelstelling van multifunctioneel saneren naar functiegericht saneren. Ze stelden dat dit hen niet was medegedeeld en dat er een multifunctionele sanering had moeten plaatsvinden.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 september 2010, waar de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, en het college, vertegenwoordigd door ambtenaren van de provincie, aanwezig waren. De voorzitter overwoog dat de rechtmatigheid van het besluit van 14 oktober 2009, dat de wijziging van de saneringsdoelstelling betrof, niet aan de orde kon komen in deze procedure. Het enige besluit dat in geding was, was de instemming met het evaluatieverslag.

De voorzitter concludeerde dat er geen onverwijlde spoed was die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het college had gesteld dat de bodemverontreiniging zich niet verspreidde en dat er geen nadelige effecten voor de bodemkwaliteit waren. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 oktober 2010.

Uitspraak

201008637/1/M2.
Datum uitspraak: 1 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2010 heeft het college ingestemd met het verslag als bedoeld in artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming, opgemaakt van de bodemsanering op de [locatie] te [plaats] (hierna: het evaluatieverslag).
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2010, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 september 2010, waar [een der verzoekers] in persoon en bijgestaan door mr. J.S.M. de Barbanson, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.M. Gerritse en ing. W.A.B. van Dijk, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 14 oktober 2009 heeft het college ingestemd met een door Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations ingediend gewijzigd saneringsplan voor de bodemverontreiniging op de [locatie] te [plaats]. Met dit saneringsplan is de saneringsdoelstelling gewijzigd van multifunctioneel saneren naar functiegericht saneren waarbij een stabiele eindsituatie wordt bereikt. Bij besluit van 19 juli 2010 heeft het college vervolgens ingestemd met het evaluatieverslag van de sanering.
2.2. [verzoekers] stellen dat het college ten onrechte heeft ingestemd met het evaluatieverslag. Zij betogen in dit verband onder meer dat de saneringsdoelstelling is gewijzigd zonder dat zij daarvan op de hoogte zijn gebracht. Het besluit van 14 oktober 2009 is ten onrechte niet aan hen verzonden. Zij stellen dat niet een functiegerichte maar een multifunctionele sanering had moeten worden uitgevoerd.
2.3. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.4. Desgevraagd hebben [verzoekers] ter zitting meegedeeld dat het belang van een treffen van een voorlopige voorziening hierin is gelegen, dat over de rechtmatigheid van de uitgevoerde sanering, mede in het licht van de wijziging van de saneringsdoelstelling, spoedig duidelijkheid wordt verkregen. Daarbij hebben zij er op gewezen dat zij te zijner tijd de woning op de [locatie] te [plaats] willen slopen om er een andere woning voor in de plaats te zetten. Hierbij vinden werkzaamheden in de bodem plaats, waardoor [verzoekers] in aanraking komen met de restverontreiniging.
2.4.1. De voorzitter overweegt dat de rechtmatigheid van het besluit van 14 oktober 2009 in deze procedure niet aan de orde kan komen. Alleen het besluit tot instemming met het evaluatieverslag is hier in geding. Het belang dat is gelegen in het verkrijgen van een spoedig oordeel over de rechtmatigheid van dat besluit kan het treffen van een voorlopige voorziening niet rechtvaardigen. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat, naar het college heeft gesteld en niet is bestreden, de bodemverontreiniging zich niet verspreidt en ook anderszins geen nadelige effecten optreden voor de kwaliteit van de bodem. Ook overigens is niet gebleken van onverwijlde spoed die vergt dat, in afwachting van het besluit op bezwaar, een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2010
190-628.