201008331/2/H1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Boekel,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 juli 2010 in zaak nrs. 09/317 en 09/1634 in het geding tussen:
1. de Regionaal Inspecteur Vrom-Inspectie Regio Zuid (hierna: de Vrom-Inspectie),
2. Motorsport Club Boekel (hierna: de motorclub)
Bij besluit van 30 mei 2006 heeft het college een verzoek van de Vrom-Inspectie om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel aan de Bezuidenhout te Boekel (hierna: het perceel) door de motorclub als motorcrossterrein afgewezen.
Bij besluit van 24 november 2008 heeft het college het door de Vrom-Inspectie daartegen gemaakte bezwaar alsnog gegrond verklaard, het besluit van 30 mei 2006 herroepen en de motorclub onder aanzegging van bestuursdwang gelast er voor zorg te dragen dat met ingang van 1 januari 2012 het gebruik van het perceel ten behoeve van crossactiviteiten definitief is beëindigd en de aanwezige bouwwerken (materialenberging en unit) en voorziening (hekwerk) definitief zijn verwijderd.
Bij uitspraak van 15 juli 2010, verzonden op 22 juli 2010, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de door de Vrom-Inspectie en de motorclub daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 24 november 2008 vernietigd en het college gelast om binnen acht weken, na de dag van verzending van deze uitspraak, een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2010, heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 september 2010, waar het college, vertegenwoordigd door T. van de Loo, wethouder, en drs. F.W. Bello, werkzaam bij de gemeente, de Vrom-Inspectie, vertegenwoordigd door mr. M.A. Ziel, en de motorclub, vertegenwoordigd door [voorzitter], bijgestaan door mr. M. Bos, advocaat te Rosmalen, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de door de rechtbank opgelegde verplichting tot het nemen van een nieuw besluit op bezwaar. Gezien de strekking van de in hoger beroep bestreden uitspraak, zal een nieuw besluit op bezwaar volgens het college moeten inhouden dat het gebruik van het perceel als motorcrossterrein op korte termijn, althans op een kortere termijn dan 1 januari 2012, moet worden beëindigd, terwijl het college zich in hoger beroep op het standpunt stelt dat het thans met voldoende feiten en omstandigheden aannemelijk kan maken dat het gebruik dat de motorclub van het perceel maakt sinds het van kracht worden van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Recreatiegebied 1993" niet zodanig is veranderd dat daarmee de afwijking van het bestemmingsplan is vergroot, zodat dit gebruik valt binnen de reikwijdte van het overgangsrecht als vervat in paragraaf IV, artikel 2, onder B/C, sub 1, van de planvoorschriften.
2.3. Hetgeen het college naar voren heeft gebracht geeft geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat het college niet bevoegd is handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel als motorcrossterrein, althans dat sprake is van bijzondere omstandigheden die het college in redelijkheid had dienen te nopen af te zien van handhavend optreden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Afdeling in haar uitspraak van 30 juli 2008 in zaak nr.
200707849/1heeft overwogen dat het gebruik van het perceel door de motorclub als motorcrossterrein niet valt binnen de reikwijdte van het overgangsrecht als vervat in paragraaf IV, artikel 2, onder B/C, sub 1, van de planvoorschriften.
2.4. Onder deze omstandigheden en gelet op de belangen van de Vrom-Inspectie bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Derhalve dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2010