ECLI:NL:RVS:2010:BN9553

Raad van State

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001253/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • C.J.M. Schuyt
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor dienstwoning ten behoeve van kwekerij

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 23 december 2009 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders Oost Gelre had op 25 maart 2008 geweigerd om een bouwvergunning eerste fase en vrijstelling te verlenen voor het bouwen van een dienstwoning op het perceel aan de [locatie] te [plaats]. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld.

[Appellante] stelde dat er noodzakelijk en intensief toezicht door twee volwaardige arbeidskrachten vereist was voor haar kwekerij, wat volgens haar de bouw van een tweede dienstwoning rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde echter dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat dit toezicht niet noodzakelijk was. Tijdens de zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 augustus 2010, verklaarde [appellante] dat bij een storing aan de luchtbehandelingsmachines en de verwarming het voldoende was dat één persoon naar het bedrijf ging om in te grijpen.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht de bouwvergunning had geweigerd. De argumenten van [appellante] werden niet overtuigend geacht, en de Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010.

Uitspraak

201001253/1/H1.
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) van 23 december 2009 in zaak nr. 08/1633 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders Oost Gelre (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college geweigerd bouwvergunning eerste fase en vrijstelling te verlenen voor het bouwen van een dienstwoning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 augustus 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2010, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.M. Beukers, en het college, vertegenwoordigd door ing. M.A.J. Bleumer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het bouwen van een dienstwoning ten behoeve van een kwekerij.
Niet in geschil is dat de aanvraag moet worden aangemerkt als een aanvraag om bouwvergunning eerste fase voor het bouwen van een tweede dienstwoning.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 1998 Herziening 24 (kassen aan de [locatie], [naam])" rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied met landschapswaarden".
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn de gronden met voormelde bestemming bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf.
Ingevolge het tweede lid, aanhef, onder a, onderdeel 2 is op het agrarisch bouwperceel, samengevat weergegeven, een dienstwoning toegestaan.
Ingevolge het derde lid, onder A, onderdeel a, onder 2, zijn burgemeesters en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen voor de bouw van een tweede dienstwoning indien sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht en indien het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in haar bedrijf noodzakelijk en intensief toezicht door twee volwaardige arbeidskrachten niet is vereist. Zij voert hiertoe aan dat het risico bestaat dat de luchtbehandelingsmachines en de verwarming uitvallen, zodat zij en haar echtgenoot op het perceel aanwezig moeten zijn om toezicht te houden en in te grijpen bij calamiteiten. Daarnaast voert zij aan dat, indien het beregeningssysteem niet kan worden gebruikt, de planten regelmatig met de hand moeten worden besproeid en dat deze werkzaamheden zodanig arbeidsintensief zijn dat deze niet door één persoon kunnen worden uitgevoerd.
2.3.1. Anders dan [appellante] betoogt, is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat het college zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat in haar bedrijf noodzakelijk en intensief toezicht door twee volwaardige arbeidskrachten niet is vereist. In dit verband is van belang dat [appellante] ter zitting bij de Afdeling heeft verklaard dat bij een storing aan de luchtbehandelingsmachines en de verwarming het voldoende is dat één persoon naar het bedrijf toe gaat om in te grijpen. Dat, zoals [appellante] betoogt, bij het uitvallen van het beregeningssysteem de planten door twee personen handmatig moeten worden besproeid, is voorts niet voldoende om tot de conclusie te komen dat noodzakelijk en intensief toezicht door twee volwaardige arbeidskrachten is vereist.
Nu, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, het college reeds hierom terecht bouwvergunning eerste fase en vrijstelling voor het bouwen van een tweede dienstwoning heeft geweigerd, behoeft het betoog van [appellante] dat het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaarde arbeidskrachten geen bespreking meer
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010
473.