201003814/1/H3.
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 maart 2010 in zaak nr. 09/1385 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Almere.
Bij besluit van 3 november 2008 heeft het college een verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de basisadministratie) te veranderen afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2009 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 9 september 2010.
2.1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift, als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift onder b of c, bij gebreke hiervan aan een geschrift, als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 36, derde lid, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
2.2. [appellant] is, onder overlegging van een Marrokkaans paspoort waarin als geboortejaar 1949 staat, op 30 juni 1975 ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente 's-Hertogenbosch. Op 5 januari 1983 heeft hij de gemeente Hilversum verzocht zijn geboortejaar in 1954 te wijzigen. Dit verzoek is ingewilligd.
Op 21 januari 2008 heeft [appellant] het college verzocht om zijn geboortedatum te wijzigen naar 1 januari 1949. Daarbij heeft hij een uitspraak van de rechtbank van Nador van 21 november 2007 (hierna: de uitspraak van 21 november 2007), "een acte de notoriété", een "attestation administrative", een "copie integrale d'acte de naissance", een "certificat de vie", een "attestation de concordance", een uitspraak van de rechtbank van Nador van 13 maart 2008 en een "extrait d'acte de naissance" overgelegd. In de uitspraak van 21 november 2007 wordt de geboortedatum van [appellant] op 1 januari 1949 vastgesteld.
2.3. Het college heeft aan de in bezwaar gehandhaafde weigering ten grondslag gelegd dat de uitspraak van 21 november 2007 naar objectieve maatstaven niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd nu uit deze uitspraak niet volgt om welke redenen de rechtbank van Nador tot wijziging van de geboortedatum van [appellant] is overgegaan.
2.4. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat naar objectieve maatstaven gemeten de uitspraak van 21 november 2007 niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Hiertoe heeft zij overwogen dat de rechtbank van Nador de in de "acte de notoriété" genoemde getuigen niet heeft gehoord en deze getuigenverklaringen niet inhoudelijk heeft onderzocht. Dat de verklaringen onder ede zijn afgelegd doet daar volgens haar niet aan af. Voorts blijkt uit de "attestation administrative" niet op welke wijze de fout in de burgerlijke stand zou zijn geconstateerd. Nu de "attestation de concordance", de "copie integrale d'acte de naissance", de uitspraak van de rechtbank van Nador van 13 maart 2008 en het "extrait d'acte de naissance" van na de uitspraak van 21 november 2007 dateren en inhoudelijk op deze uitspraak zijn gebaseerd, behoefde het college op deze documenten niet afzonderlijk in te gaan volgens de rechtbank.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te oordelen dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de uitspraak van 21 november 2007 naar objectieve maatstaven gemeten niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd, heeft miskend dat uit de memorie van toelichting bij de Wet gba volgt dat een brondocument slechts terzijde mag worden geschoven indien naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Aldus dient een uitspraak van een buitenlandse rechtbank slechts marginaal te worden getoetst, aldus [appellant]. Nu de rechtbank zich bij haar toets niet heeft beperkt tot de vraag of bij de totstandkoming van de uitspraak van 21 november 2007 elementaire processuele regels in acht zijn genomen, heeft zij de grens van die marginale toets overschreden, aldus [appellant]. Indien een marginale toets zou worden aangelegd kan volgens [appellant] niet worden geoordeeld dat de uitspraak van 21 november 2007 niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2007 (zaak nr.
200606064/1) stelt [appellant] zich op het standpunt dat, nu uit de zogenoemde "attestation administrative" kan worden opgemaakt wie de getuigen zijn geweest en hoe oud zij zijn, de uitspraak van 21 november 2007 niet op onbetrouwbare gegevens is gebaseerd.
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, (bijvoorbeeld uitspraken van 27 april 2005, in zaak nr.
200409386/1en 20 juli 2005, in zaak nr.
200501437/1), moet uit de memorie van toelichting bij de Wet gba (Kamerstukken II 1988/1989, 21 123, nr. 3, blz. 45) worden afgeleid dat artikel 37, tweede lid, van deze wet er onder meer toe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de gemeentelijke basisadministratie worden opgenomen, indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Daarbij is een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, dat deze er blijk van geeft dat deze op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens is gebaseerd. De rechtbank heeft dan ook terecht niet slechts onderzocht of de elementaire processuele regels in acht zijn genomen, maar tevens of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitspraak van 21 november 2007,naar objectieve maatstaven gemeten, niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd.
2.5.2. Uit de uitspraak van 21 november 2007 kan worden opgemaakt dat de rechtbank van Nador zich hoofdzakelijk heeft gebaseerd op de "attestation administrative" en de "acte de notoriété". In de "attestation administrative" wordt verklaard dat de burgerlijke stand van Marokko een fout heeft gemaakt bij het opmaken van de geboorteakte van [appellant] en dat de in dat document genoemde personen een en dezelfde persoon betreffen. In de "acte de notoriété" verklaren twaalf personen dat zij weten dat [appellant] op 1 januari 1949 is geboren.
De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat uit de "attestation administrative" niet volgt op welke wijze de fout in de burgerlijke stand is geconstateerd. Voorts heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de in de "acte de notoriété" genoemde getuigen niet door de rechtbank van Nador zijn gehoord noch dat de rechtbank van Nador de in deze akte opgenomen getuigenverklaringen inhoudelijk heeft onderzocht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met juistheid tot het oordeel gekomen, dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitspraak van 21 november 2007 niet op naar objectieve maatstaven gemeten betrouwbare gegevens is gebaseerd en dat het terecht heeft geweigerd op basis hiervan de persoonsgegevens van [appellant] in de basisadministratie te wijzigen. Dat namen en de leeftijden van de getuigen in de "acte de notoriété" staan, maakt dit niet anders, nu deze gegevens evenmin voldoende zekerheid bieden dat de geboortedatum van [appellant] 1 januari 1949 is. Nu de overige door [appellant] bij zijn aanvraag overgelegde documenten dateren van na de uitspraak van 21 november 2007 en kennelijk op die uitspraak zijn gebaseerd, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college bij zijn besluitvorming niet was gehouden afzonderlijk op deze documenten in te gaan.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010