Uitspraak
201004073/1/M2heeft de Afdeling op het beroep beslist. Derhalve heeft [verzoekster] geen belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Raad van State
Op 6 oktober 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoekster] tegen het college van burgemeester en wethouders van Leiden, naar aanleiding van een besluit van 16 maart 2010 waarin het college instemde met een deelsaneringsplan voor een locatie in Leiden die te maken had met bodemverontreiniging.
[Verzoekster] heeft op 23 april 2010 beroep ingesteld tegen het besluit van het college en heeft op 15 september 2010 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 20 september 2010 ter zitting behandeld, waarbij [verzoekster] werd vertegenwoordigd door mr. P.A.L.C. Lamme, advocaat te Zoetermeer, en het college door drs. A.M. Burger, drs. M. Münninghoff en drs. C.C. Arendz, werkzaam bij de gemeente.
In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat de Afdeling op dezelfde dag in een andere zaak had beslist, waardoor [verzoekster] geen belang meer had bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft daarom het verzoek afgewezen en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010.