ECLI:NL:RVS:2010:BO0207

Raad van State

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005833/1/R3 en 201005833/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • W.P. Vroegindeweij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan F-Veld Terheijden en de rechtsgeldigheid van de vaststelling

Op 6 mei 2010 heeft de raad van de gemeente Drimmelen het bestemmingsplan "F-Veld Terheijden" vastgesteld. Dit besluit leidde tot beroep van de Belangengroep Vaartkant 1+2 Terheijden en andere appellanten, die hun bezwaren tegen het plan naar voren brachten. De Belangengroep stelde dat omwonenden onvoldoende gelegenheid hadden gekregen om hun zienswijzen in te brengen en dat de financiële onderbouwing van het plan niet transparant was. Tevens werd er twijfel geuit over de noodzaak van de nieuw te bouwen woningen en de gevolgen voor de omgeving, zoals het verlies van groen en speelplaatsen.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld en op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan. De voorzitter oordeelde dat het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen en dat de raad de formele eisen van de Wet ruimtelijke ordening heeft nageleefd. De voorzitter concludeerde dat de raad in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk dan aan de bezwaren van de omwonenden. De bezwaren van de Belangengroep en andere appellanten werden ongegrond verklaard, en de verzoeken om een voorlopige voorziening werden afgewezen. De voorzitter stelde vast dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in strijd was met de goede ruimtelijke ordening.

De uitspraak bevestigde dat de raad de bevoegdheid heeft om bestemmingsplannen vast te stellen en dat toezeggingen van wethouders niet altijd rechtskracht hebben. De voorzitter benadrukte dat de belangen van de omwonenden in de afweging zijn meegenomen, maar dat de ontwikkeling van de woonwijk ook belangrijke voordelen met zich meebrengt. De beslissing om de beroepen ongegrond te verklaren en de verzoeken af te wijzen, werd in naam der Koningin gedaan.

Uitspraak

201005833/1/R3 en 201005833/2/R3.
Datum uitspraak: 5 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op de beroepen, in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te [woonplaats], zich noemend Belangengroep Vaartkant 1+2 Terheijden,
2. [appellant sub 2A], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2C], allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Drimmelen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2010, nummer 8, heeft de raad het bestemmingsplan "F-Veld Terheijden" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de Belangengroep bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2010, en [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2010, beroep ingesteld. De Belangengroep heeft haar beroep aangevuld bij brief van 12 juli 2010.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de Belangengroep de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [appellant sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 14 september 2010, waar de Belangengroep, bij monde van [gemachtigde] en [appellant sub 1], en [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door mr. M.M.H. van Kuijk, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door ing. N. Stemme en drs. P.R.M. Bauer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar als partij gehoord de stichting Woningstichting Volksbelang, vertegenwoordigd door [directeur] van de Woningstichting, en de vereniging Startersvereniging Dynamisch Jong Drimmelen, vertegenwoordigd door [bestuurslid] van de vereniging.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in 34 woningen op een voormalig sportveld, het zogeheten F-veld, in Terheijden.
2.3. Wat betreft het betoog van de Belangengroep dat de omwonenden geen reële mogelijkheid hebben gekregen om hun visie op de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen naar voren te brengen, overweegt de voorzitter als volgt. Niet in geschil is dat het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen, waarbij de omwonenden, waaronder ook de Belangengroep, hun zienswijzen naar voren konden brengen. Daarmee is aan de formele eisen van de Wet ruimtelijke ordening met betrekking tot de inbreng van omwonenden bij de totstandkoming van het plan voldaan. Dat de raad vervolgens een andere keuze heeft gemaakt dan overeenkomt met de wens van de omwonenden, valt binnen de beleidsvrijheid van de raad. Daarbij kan worden opgemerkt dat het belang van de omwonenden slechts één van de belangen is die bij een belangenafweging dienen te worden betrokken.
2.4. Voor zover de Belangengroep en [appellant sub 2] en anderen aanvoeren dat de financiële onderbouwing van het plan ten onrechte niet met het ontwerp ter inzage heeft gelegen, overweegt de voorzitter als volgt. Onder omstandigheden kan het aanvaardbaar zijn dat vertrouwelijke gegevens, die van belang zijn in het kader van de vraag of het plan financieel uitvoerbaar is, niet tezamen met het ontwerpplan ter inzage worden gelegd. In dat geval dient echter wel inzicht te worden gegeven in de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid en de elementen die in dat onderzoek zijn betrokken. Op pagina 24 van de plantoelichting is in het algemeen en in het stuk van het college van burgemeester en wethouders aan de raad van 11 augustus 2009 is wat betreft de ontsluiting aandacht besteed aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan, waarmee aan deze verplichting is voldaan. Voor zover de Belangengroep en [appellant sub 2] en anderen aanvoeren dat de financiële onderbouwing van het plan ten onrechte niet met dit vastgestelde plan ter inzage heeft gelegen, overweegt de voorzitter dat het mogelijke gebrek dateert van na de vaststelling van het bestreden besluit en daarom, gelet op het feit dat de toetsing van het bestreden besluit wordt verricht aan de hand van de feiten zoals die zich voordeden en het recht dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, niet kan worden betrokken bij het thans voorliggende geschil.
2.5. Voor zover de Belangengroep aanvoert dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is verzekerd vanwege de aanspraken op planschade van de bewoners van de woningen aan de Vlierlaan overweegt de voorzitter dat niet aannemelijk is dat deze aanspraken dusdanig hoog zijn dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan in gevaar is.
2.6. Voor zover de Belangengroep aanvoert dat er geen behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen overweegt de voorzitter dat zij dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Hierbij betrekt de voorzitter dat in ieder geval 20 leden van de Startersvereniging Dynamisch Jong Drimmelen voornemens zijn elk een woning in het plangebied te kopen en met dat oogmerk reeds investeringen hebben gedaan ten behoeve van de bouw.
2.7. Voor zover [appellant sub 2] en anderen betogen dat een wethouder heeft toegezegd dat het zogeheten F-veld niet zal worden bebouwd, overweegt de voorzitter dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij een wethouder, maar bij de raad. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
2.8. Voor zover de Belangengroep twijfelt aan de juistheid van het flora- en fauna onderzoek dat is verricht in het kader van de voorbereiding van het plan overweegt de voorzitter als volgt. Uit het onderzoek volgt dat er vanuit de Flora- en faunawet geen belemmeringen voor de in het plan voorziene ontwikkelingen bestaan. De Belangengroep heeft niet met een tegenrapport of andere objectief verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat aan het onderzoek dusdanige gebreken kleven dat de raad zijn besluitvorming hier niet op had mogen baseren.
2.9. De Belangengroep en [appellant sub 2] en anderen brengen naar voren dat bij de vaststelling van het plan onvoldoende gewicht is toegekend aan de belangen van de omwonenden. Zij stellen in dit verband dat door het plan het groen en één van de weinige speelplaatsen in Terheijden zullen verdwijnen. Voorts voeren de Belangengroep en [appellant sub 2] en anderen aan dat de omwonenden ernstige overlast zullen ondervinden vanwege de ontsluiting van de woonwijk op de Vlierlaan. De Belangengroep wijst daarbij op enkele gebreken die volgens haar aan de in dit kader verrichte onderzoeken kleven. Een ontsluiting op de Lageweg is veel minder bezwarend voor de omwonenden en bovendien veel goedkoper, aldus de Belangengroep en [appellant sub 2] en anderen.
2.9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat er in het plangebied voldoende ruimte overblijft voor groenvoorzieningen en een speelplaats. De raad brengt voorts naar voren dat hij een ontsluiting van de woonwijk op de Lageweg in overweging heeft genomen, maar hier uiteindelijk niet voor heeft gekozen uit technische en beleidsmatige overwegingen.
2.9.2. De voorzitter stelt voorop dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Wat betreft het verlies van groenvoorzieningen en een speelplaats als gevolg van de realisatie van de woonwijk heeft de raad zich gelet op artikel 3.1, aanhef en onder a en c, van de planregels in samenhang bezien met de verbeelding op het standpunt kunnen stellen dat in het nieuwe plan voldoende ruimte overblijft voor groenvoorzieningen en een nieuwe speelplaats.
Wat betreft de keuze voor een ontsluiting van de woonwijk op de Vlierlaan overweegt de voorzitter als volgt. In het stuk van het college van burgemeester en wethouders aan de raad van 11 augustus 2009 is de alternatieve ontsluiting op de Lageweg vergeleken met de ontsluiting op de Vlierlaan. Uit dit stuk komt naar voren dat het wegprofiel van de Lageweg te smal is om autoverkeer te kunnen verwerken. Om de Lageweg geschikt te maken als ontsluitingsweg voor de nieuwe woonwijk moeten verscheidene technische maatregelen worden genomen, hetgeen de ontsluiting - anders dan de Belangengroep en [appellant sub 2] en anderen stellen - duurder zou maken dan een ontsluiting op de Vlierlaan. Een ontsluiting op de Lageweg past volgens dit stuk voorts niet binnen het gemeentelijke Beleidsplan Verkeer en Vervoer waarin wordt voorgestaan het verkeer via de kortste route over hoofdwegen naar zijn bestemming te leiden. Een ontsluiting op de Lageweg zou de toekomstige bewoners verplichten om te rijden naar de dichtstbijzijnde hoofdweg. In het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan zijn voorts verschillende onderzoeken verricht naar de mogelijke milieugevolgen van het plan, waaronder een verkeersonderzoek van juli 2009 van Oranjewoud en een akoestisch onderzoek van juli 2009 van Oranjewoud. De conclusie van het verkeersonderzoek is dat de Vlierlaan het extra verkeer als gevolg van de nieuwbouw gemakkelijk kan verwerken zonder leefbaarheids- of bereikbaarheidsproblemen of veiligheidsproblemen voor onder meer langzame verkeersdeelnemers te veroorzaken. Uit het akoestisch onderzoek komt naar voren dat het plan geen hoge geluidbelasting op de woningen aan de Vlierlaan als gevolg heeft. De Belangengroep heeft niet aannemelijk gemaakt dat mogelijke onjuistheden in de verkeerstellingen van dien aard zijn, dat deze tot onjuiste resultaten in de onderzoeken hebben geleid.
2.10. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang bij de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk met een ontsluiting op de Vlierlaan dan aan de bezwaren van de omwonenden. De voorzitter ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.
2.11. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen ongegrond;
II. wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.P. Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Vroegindeweij
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2010
177-589.