ECLI:NL:RVS:2010:BO0209

Raad van State

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009081/2/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen kapvergunning voor bomen in Nijmegen

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen had op 16 juni 2009 een kapvergunning verleend voor de kap van 84 bomen, waaronder 54 haagbeuken en 30 paardenkastanjes, gelegen aan de Van Schaeck Mathonsingel te Nijmegen. Dit besluit werd op 24 juni 2009 verzonden. Tegen deze vergunning maakten de verzoekers bezwaar, maar dit werd door het college ongegrond verklaard op 5 november 2009. De rechtbank Arnhem verklaarde op 10 september 2010 het beroep van de verzoekers tegen deze beslissing ook ongegrond. Hierop hebben de verzoekers, bestaande uit vier personen, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 30 september 2010 behandeld. Tijdens deze zitting waren de verzoekers en hun advocaat aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het college. De voorzitter oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand zou blijven. Belangrijk was dat de gekapte bomen binnen een jaar na de oplevering van de parkeergarage zouden worden gecompenseerd door het planten van ongeveer 112 lindes. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd op 5 oktober 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201009081/2/H2.
Datum uitspraak: 5 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], en [verzoeker D], (hierna ook tezamen: [verzoeker] e.a.) allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 september 2010 in zaken nrs. 09/5079 en 09/5080 in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders Nijmegen (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2009, verzonden op 24 juni 2009, heeft het college een kapvergunning verleend voor de kap van 84 bomen, 54 haagbeuken en 30 paardenkastanjes, in de Van Schaeck Mathonsingel te Nijmegen.
Bij besluit van 5 november 2009 heeft het college het door [verzoeker] e.a. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker] e.a. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoeker] e.a. de voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brieven van 23 september 2010 en van 27 september 2010 is dit verzoek nader aangevuld.
Bij brief van 27 september 2010 heeft het college nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 september 2010, waar [verzoeker A], in persoon, en [verzoeker B], in persoon en bijgestaan door T. van Bergen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. de Roos, advocaat en E.P.Q. Leijenaar en mr. T.H. de vries, beiden ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn en dat dit des te sterker geldt wanneer de rechter in eerste aanleg, zoals in dit geval, niet tot vernietiging van het bestreden besluit heeft besloten.
2.2. In hetgeen [verzoeker] e.a naar voren hebben gebracht bestaat geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de kapvergunning niet mocht worden verleend. Daarbij is mede van belang dat de gekapte bomen binnen een jaar na oplevering van de parkeergarage zullen worden gecompenseerd door het planten van ongeveer 112 lindes met een diameter van tenminste 30 centimeter.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2010
362-680.