ECLI:NL:RVS:2010:BO0216

Raad van State

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001020/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J. Hoekstra
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van een parkeerterrein aan het openbaar verkeer in Katwijk

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Detailconsult Supermarkten B.V. tegen een besluit van de raad van de gemeente Katwijk, waarbij een deel van het parkeerterrein aan de Visserijkade aan het openbaar verkeer is onttrokken. Dit besluit werd genomen in verband met de verplaatsing van een Gas Ontvangst Station (GOS) en een Gas Verdeel Station (GVS). De rechtbank 's-Gravenhage had eerder het beroep van Digros B.V. ongegrond verklaard, waarop Detailconsult, als rechtsopvolger van Digros, hoger beroep instelde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 augustus 2010 behandeld.

De Afdeling overweegt dat de Wegenwet van toepassing is op openbare wegen en dat een weg openbaar is wanneer deze gedurende een bepaalde periode voor iedereen toegankelijk is geweest. Detailconsult betoogt dat het parkeerterrein geen openbare weg is en dat de rechtbank dit heeft miskend. De Afdeling oordeelt echter dat het parkeerterrein een integraal onderdeel uitmaakt van de Visserijkade, die als openbare weg wordt beschouwd. De gemeente heeft het parkeerterrein als openbaar aangemerkt en is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud.

Daarnaast stelt Detailconsult dat de rechtbank niet heeft erkend dat het parkeerterrein haar eigendom is en dat het onttrekkingsbesluit niet kan worden uitgevoerd zonder haar medewerking. De Afdeling stelt vast dat de eigendom van het parkeerterrein niet relevant is voor de vraag of het besluit kan worden uitgevoerd, aangezien het besluit de eigenaar niet verplicht om het openbaar verkeer te dulden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de raad alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de besluitvorming.

Uiteindelijk bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201001020/1/H3.
Datum uitspraak: 13 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Detailconsult Supermarkten B.V. (hierna: Detailconsult), gevestigd te Velsen-Noord, gemeente Velsen, als rechtsopvolger van Digros B.V.,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 december 2009 in zaak nr. 08/9379 in het geding tussen:
Digros
en
de raad van de gemeente Katwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2008 heeft de raad een deel van het parkeerterrein aan de Visserijkade te Katwijk (hierna: het parkeerterrein) aan het openbaar verkeer onttrokken.
Bij uitspraak van 16 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Digros daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Detailconsult bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden ervan zijn aangevuld bij brief van 24 februari 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2010, waar Detailconsult, vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam, en B.J. Faber, werkzaam bij Detailconsult, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, advocaat te Den Haag, en P.J. Verhoef, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wegenwet is die wet uitsluitend van toepassing op openbare wegen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder I, worden onder wegen mede verstaan: voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, is een weg openbaar:
I. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;
II. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende die tijd is onderhouden door het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap;
III. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft gegeven.
Ingevolge het tweede lid lijdt het onder I en II bepaalde uitzondering wanneer, lopende de termijn van dertig of van tien jaren, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ter bede voor een ieder toegankelijk is.
Ingevolge het derde lid kan dit kenbaar maken geschieden door het stellen van opschriften als: eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kentekenen.
Ingevolge artikel 7 heeft een weg opgehouden openbaar te zijn:
I. wanneer hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor een ieder toegankelijk is geweest;
II. wanneer hij door het bevoegd gezag aan het openbaar verkeer is onttrokken.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8, kan een weg die niet door het Rijk, een provincie of een waterschap wordt onderhouden en waarop een waterschap niet krachtens zijn inrichting of zijn reglement heeft toe te zien, aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad van de gemeente waarin de weg is gelegen.
2.2. De raad heeft besloten een deel van het parkeerterrein aan het openbaar verkeer te onttrekken in verband met het verplaatsen van een Gas Ontvangst Station (hierna: GOS) en een Gas Verdeel Station (hierna: GVS).
2.3. Detailconsult betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het parkeerterrein geen openbare weg is in de zin van artikel 1 van de Wegenwet. Volgens Detailconsult is het parkeerterrein geen weg als bedoeld in artikel 1 van die wet, en voorts is het niet openbaar als bedoeld in artikel 4 van die wet.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 maart 2008 in zaak nr.
200705655/1) heeft de Wegenwet betrekking op verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dienen.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het parkeerterrein een weg is als bedoeld in artikel 1 van de Wegenwet. De raad mocht zich in het bij de rechtbank bestreden besluit op het standpunt stellen dat het parkeerterrein een integraal onderdeel uitmaakt van de Visserijkade, zijnde een openbare weg, tevens doorgaande weg voor niet-gemotoriseerd verkeer. Bij de aanleg van het parkeerterrein heeft de gemeente als rechthebbende daaraan de bestemming openbaar parkeerterrein gegeven. Sindsdien is het zonder enige beperking voor een ieder toegankelijk geweest, dat wil zeggen zowel voor bezoekers van het winkelcentrum van Detailconsult als voor anderen. De gemeente is voorts vanaf het begin verantwoordelijk geweest voor het beheer en onderhoud van het parkeerterrein en dat wordt nog steeds door haar verricht. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het terrein openbaar is.
2.4. Detailconsult betoogt voorts dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat het parkeerterrein haar eigendom is. Daardoor heeft de rechtbank volgens Detailconsult niet onderkend dat geen uitvoering aan het onttrekkingsbesluit kan worden gegeven, omdat Detailconsult niet zal meewerken aan de uitvoering van dat besluit. Het volledige parkeerterrein zal gelet daarop in gebruik blijven als parkeerterrein, aldus Detailconsult. Daarnaast biedt het bestemmingsplan niet de mogelijkheid op de locatie van het parkeerterrein een GOS en een GVS te realiseren. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat de raad relevante feiten en omstandigheden niet heeft betrokken in haar onderzoek naar de geschiktste locatie voor het GOS en het GVS. Detailconsult voert hiertoe onder meer aan dat de rechtbank heeft miskend dat dat onderzoek is uitgevoerd door Nuon en de Gasunie, die een eigen belang hebben bij de uitkomst van het onderzoek.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het antwoord op de vraag wie de eigenaar is van het parkeerterrein in het midden kan blijven. Artikel 9 van de Wegenwet vereist niet dat de openbare weg die aan het openbaar verkeer wordt onttrokken, in eigendom toebehoort aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort. Voorts hangt het antwoord op de vraag of het besluit feitelijk kan worden uitgevoerd niet af van de vraag wie de eigendom heeft over het parkeerterrein, nu het besluit immers tot gevolg heeft dat de eigenaar het openbaar verkeer niet langer hoeft te dulden. Dat het bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid van de oprichting van een GOS en een GVS op het parkeerterrein, leidt niet tot het door Detailconsult beoogde doel. Dit gegeven staat niet in de weg aan het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 9 van de Wegenwet.
2.4.2. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat niet is gebleken van een onzorgvuldige voorbereiding van het bij haar bestreden besluit. De raad heeft alle relevante feiten en omstandigheden in haar besluitvorming betrokken, zoals onder meer blijkt uit het onderzoek dat is uitgevoerd naar verschillende locaties voor plaatsing van het GOS en het GVS. Dat dit onderzoek is uitgevoerd door Nuon en de Gasunie leidt niet tot het oordeel dat de raad dat onderzoek niet aan het bij de rechtbank bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. Volgens dat onderzoek zijn verschillende locaties voor de plaatsing van het GOS en het GVS onderzocht en zijn daarbij de verschillende belangen betrokken die een rol spelen bij die plaatsing. Niet blijkt uit dat onderzoek dat daarbij slechts is gekeken naar de belangen van Nuon en de Gasunie. Voorts heeft Detailconsult niet aannemelijk gemaakt dat Nuon en de Gasunie vooringenomen waren bij de uitvoering van het onderzoek. Daarnaast heeft de raad ook het effect onderzocht van de verplaatsing van het basketbalveld naar het parkeerterrein.
2.4.3. De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat hetgeen Detailconsult heeft aangevoerd geen grond biedt om de berekeningen van de raad van de parkeerbehoefte en de beschikbare parkeergelegenheid in twijfel te trekken. Detailconsult heeft haar stellingen dienaangaande niet met enig bewijs gestaafd en derhalve niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank heeft dan ook terecht vastgesteld dat niet is gebleken dat bij verplaatsing van het GOS en het GVS naar het parkeerterrein het aantal parkeerplaatsen op en in de nabijheid van het winkelcentrum van Detailconsult, ook rekening houdend met de aanwezigheid van het basketbalveld, niet aan de geldende parkeernormen zal voldoen.
2.4.4. Het betoog van Detailconsult dat de rechtbank heeft miskend dat de raad onderzoek had moeten doen naar mogelijke schade die zij lijdt als gevolg van het nemen van het onttrekkingsbesluit en daar bij de besluitvorming rekening mee had dienen te houden slaagt niet. Het onttrekkingsbesluit heeft immers geen directe gevolgen voor de bereikbaarheid van het winkelcentrum van Detailconsult, omdat dit besluit op zichzelf geen wijziging brengt in het aantal beschikbare parkeerplaatsen.
2.4.5. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat, mede in aanmerking nemend de ruime mate van vrijheid welke de raad heeft bij het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 9 van de Wegenwet, de raad in redelijkheid, bij afweging van alle betrokken belangen, kon besluiten tot onttrekking aan het openbaar verkeer van een deel van het parkeerterrein. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010
97-622.