ECLI:NL:RVS:2010:BO1126

Raad van State

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000666/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • Z. Huszar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Gezondheidscentrum Meerkerk en de ontvankelijkheid van appellanten

Op 14 december 2009 heeft de raad van de gemeente Zederik het bestemmingsplan "Gezondheidscentrum Meerkerk" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen, beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft in zijn verweerschrift betoogd dat [appellant sub 2] en anderen niet-ontvankelijk zijn, omdat zij geen belanghebbenden zouden zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de afstand tussen de woningen van [appellant sub 2] en anderen en het plangebied hen wel degelijk als belanghebbenden aanmerkt, waardoor hun beroep ontvankelijk is.

De Afdeling heeft vervolgens de inhoud van het bestemmingsplan beoordeeld, dat voorziet in de bouw van een gezondheidscentrum met 14 appartementen aan de Burgemeester Sloblaan 20 te Meerkerk. De appellanten betogen dat de bouwmassa te groot is en niet past binnen de bestaande ruimtelijke structuur. De raad heeft echter gesteld dat het complex binnen de bebouwingscontouren van het streekplan is voorzien en dat de impact op de omgeving geminimaliseerd is. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de redelijkheid van het standpunt van de raad.

Daarnaast hebben de appellanten aangevoerd dat de realisatie van het complex hun woon- en leefklimaat zal aantasten door inkijk, schaduwhinder en bouwoverlast. De Afdeling heeft echter geconcludeerd dat de afstand tussen de woningen en het bouwvlak voldoende is om significante hinder te voorkomen. Ook de zorgen over verkeerssituaties en parkeerplaatsen zijn door de raad weerlegd, waarbij is aangetoond dat de capaciteit van de Burgemeester Sloblaan voldoende is om de extra verkeersbewegingen op te vangen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen ongegrond verklaard, voor zover ontvankelijk, en het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk verklaard voor het deel dat gericht was tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan. De proceskosten zijn niet toegewezen.

Uitspraak

201000666/1/R1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
appellanten,
en
de raad van de gemeente Zederik,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Gezondheidscentrum Meerkerk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2010, en [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De stichting Stichting Goed Wonen Zederik (hierna: de stichting) heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2010, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. E. Hunneman, advocaat te Utrecht, [appellant sub 2] en anderen, in de personen van [appellant sub 2 A] en [appellant sub 2 B], en de raad, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus en F. de Lange, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar de stichting, vertegenwoordigd door mr. J.M.H. van den Mosselaar, advocaat te Best, en [ingenieur], werkzaam bij de stichting, als partij gehoord.
2. Overwegingen
Ontvankelijkheid
2.1. De raad stelt dat [appellant sub 2] en anderen in hun beroep niet-ontvankelijk zijn, daar de afstand tussen hun woningen en het plangebied te groot is, zij beperkt zicht hebben op het plangebied en ook geen andere gevolgen ondervinden van de voorgenomen bebouwing. Zij kunnen dientengevolge niet worden aangemerkt als belanghebbenden, aldus de raad.
In dit kader stelt de raad zich voorts op het standpunt dat de afstanden tot het plangebied gemeten dienen te worden vanaf de woningen van de appellanten en niet vanaf de perceelsgrenzen.
2.1.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.2. Gelet op de afstanden in casu - 40 tot 60 meter tussen perceelsgrens en plangebied en 62 tot 83 meter tussen de woningen van [appellant sub 2] en anderen en plangebied - en de ruimtelijke uitstraling van het plan, dat voorziet in bebouwing in drie lagen, acht de Afdeling het aannemelijk dat [appellant sub 2] en anderen gevolgen kunnen ondervinden van het plan. Dat tussen de percelen van [appellant sub 2] en anderen en het plangebied hoogopgaand groen aanwezig is, doet hier niet aan af. Deze groenbeplanting, nog daargelaten dat deze niet het gehele jaar groen zal zijn, staat immers niet op de percelen van [appellant sub 2] en anderen. Zij kunnen in zoverre derhalve geen invloed uitoefenen op de aanwezigheid van deze beplanting.
Gelet op het voorgaande kunnen [appellant sub 2] en anderen derhalve als belanghebbenden worden aangemerkt en is hun beroep ontvankelijk.
2.2. [appellant sub 1] stelt dat de raad ten onrechte geen exploitatieplan heeft vastgesteld.
In dit kader overweegt de Afdeling, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2009, in zaaknr.
200901438/1, dat het beroep van [appellant sub 1] is gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro. Indien de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld zou [appellant sub 1] niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt bij het exploitatieplan. Daartoe is van belang dat hij geen grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vijfde lid, van de Wro heeft gesloten met betrekking tot gronden in het plangebied, hij geen eigenaar is van gronden in dat gebied en ook anderszins niet is gebleken van belangen van hem die rechtstreeks betrokken zijn bij de vaststelling van een exploitatieplan.
Gelet hierop kan [appellant sub 1] niet worden aangemerkt als belanghebbende bij het niet vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro.
Het beroep van [appellant sub 1] is in zoverre niet-ontvankelijk.
Het plan
2.3. Het plan voorziet in de bouw van een gezondheidscentrum met daarboven 14 appartementen aan de Burgemeester Sloblaan 20 te Meerkerk. Het complex is voorzien in drie bouwlagen en beslaat een bouwvlak van circa 20 bij 40 meter.
2.3.1. Aan de gronden waarop het complex is voorzien, is de bestemming "Gemengd" toegekend.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder 1, van de planregels zijn deze gronden bestemd voor een gezondheidscentrum, wonen, kantoren, parkeervoorzieningen, één en ander met bijbehorende voorzieningen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder 2, sub a, b en d, van de planregels is het gezondheidscentrum uitsluitend toegestaan op de begane grondbouwlaag, zijn woningen uitsluitend toegestaan op de verdiepingen boven de begane grondbouwlaag en dient voor parkeren voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn binnen deze bestemming.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, onder 2, sub b, gelezen in combinatie met de verbeelding, mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan 11 meter en aan de achterzijde maximaal 9 meter.
2.3.2. In het voorheen geldende bestemmingsplan "Kernen", vastgesteld door de raad bij besluit van 28 oktober 2002 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland bij besluit van 17 juni 2003, was aan het perceel de bestemming "Maatschappelijke Doeleinden (M)" met onder meer de aanduiding "6" toegekend, en was hier een politiebureau gevestigd.
Ingevolge artikel 26, eerste en derde lid, van de voorschriften van dat plan, bezien in samenhang met de plankaart, waren de gronden met deze bestemming aangewezen voor maatschappelijke voorzieningen en bedroeg de maximale goothoogte 6 meter. Een maximale bouwhoogte was niet vastgelegd.
Bouwmassa
2.4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de bouwmassa van het voorziene complex te massaal is voor de omgeving, die voornamelijk bestaat uit bungalows, en stellen dat het complex niet binnen de bestaande ruimtelijke structuur past. [appellant sub 1] betoogt tevens dat het bouwplan in strijd is met het in de gemeentelijke Woonvisie opgenomen uitgangspunt dat het groene en dorpse karakter van de omgeving dient te worden gewaarborgd.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het complex is voorzien binnen de bebouwingscontouren van het streekplan waarbinnen wordt uitgegaan van intensief ruimtegebruik. De raad heeft gekozen voor een bouwmassa waarbij de beschikbare ruimte optimaal gebruikt wordt maar waarbij de impact op de omgeving wordt geminimaliseerd. Tevens heeft de raad een stedenbouwkundige studie laten uitvoeren door KOKON Architectuur en Stedenbouw, waarin geconcludeerd wordt dat de voorgestelde bouwmassa passend is in de omgeving.
2.4.2. In de plantoelichting is de bestaande situatie in de omgeving van het voorziene complex beschreven. Naast het plangebied ligt een watertoren van circa 60 meter hoog. De overige bebouwing is gevarieerd. Aan de overkant ligt een basisschool bestaande uit één bouwlaag, verderop zijn grootschaligere elementen aanwezig (het gemeentehuis, een bankgebouw en een winkelcentrum met bovenwoningen). Ten oosten, ten westen en ten noorden van het plangebied liggen voornamelijk eengezinswoningen bestaande uit één of twee bouwlagen en een kap. Ook is in de nabije omgeving een kerk aanwezig.
2.4.3. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een dergelijke bouwmassa heeft kunnen opnemen in het plan nu de omgeving niet slechts uit bungalows bestaat, maar gevarieerder is wat betreft hoogte en bouwoppervlakte. Voorts acht de Afdeling van belang dat het bebouwingsoppervlak van het voorziene complex nagenoeg gelijk is aan de thans aanwezige bebouwing. Voorts is door KOKON Architectuur en Stedenbouw een stedenbouwkundige studie gemaakt van het plangebied en de omgeving. Hierin is een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden opgenomen, waaraan in het plan is voldaan.
Blijkens de Woonvisie is het gemeentelijke beleid erop gericht om zorg te dragen voor een kwalitatief hoogwaardige woon- en leefomgeving, waarbij in de kernen Meerkerk, Ameide/Tienhoven en Lexmond gestreefd wordt naar draagvlak om de aanwezige voorzieningen te behouden en versterken. Dit betekent een keuze voor concentratie van woningbouw in deze kernen mede ter ondersteuning van het voorzieningenniveau aldaar. Uitgangspunt is om hierbij het dorpse woonmilieu in de kernen te waarborgen.
[appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bouwmassa van het complex niet in overeenstemming is met het voornoemde uitgangspunten. Hierbij acht de Afdeling van belang dat ook in de stedenbouwkundige randvoorwaarden is opgenomen dat het plan moet leiden tot versterking van de groenvoorziening op de Burgemeester Sloblaan.
Aantasting woon- en leefklimaat
2.5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat realisatie van het complex zal leiden tot aantasting van hun woon- en leefklimaat ten gevolge van vermindering van privacy door inkijk in hun tuinen, schaduwhinder en bouwoverlast.
2.5.1. Uit het in opdracht van de stichting uitgevoerde woningbehoefteonderzoek uit 2009 volgt dat er behoefte is aan koop- en huurappartementen. Deze vraag wordt slechts ten dele opgevangen door de voorgenomen nieuwbouwprojecten. Deze resultaten zijn door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen niet bestreden.
De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad aan de behoefte aan medische en daaraan aanverwante voorzieningen en aan appartementen niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen dan aan het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen bij het behoud van hun huidige woon- en leefklimaat. Hierbij betrekt zij dat de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen op een afstand van minimaal 25 meter van het bouwvlak van het voorziene complex liggen en dat tussen het voorziene complex en de woningen nog tuinen zijn gelegen. Voorts volgt uit de door de raad gemaakte bezonningsdiagrammen dat als gevolg van de realisering van het plan ter plaatse van de woningen en de tuinen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen geen schaduwhinder zal optreden. De door [appellant sub 1] overlegde foto's leiden niet tot een ander oordeel. Voorts zal eventuele hinder ten gevolge van de bouw van het gezondheidscentrum en de appartementen tijdelijk zijn, zodat de raad hieraan geen doorslaggevend gewicht behoefde toe te kennen.
Verkeer en parkeren
2.6. [appellant sub 2] en anderen vrezen voorts dat er te weinig parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd en dat hierdoor, en door de verkeersaantrekkende werking van het plan, gevaarlijke situaties kunnen ontstaan aan de Burgemeester Sloblaan.
2.6.1. De raad acht het niet aannemelijk dat ten gevolge van het plan gevaarlijke verkeerssituaties op de Burgemeester Sloblaan zullen ontstaan, nu de capaciteit van deze weg blijkens onderzoek de verkeersaantrekkende werking van het gezondheidscentrum kan opvangen. Voorts verwacht hij evenmin een tekort aan parkeermogelijkheden, nu uit onderzoek van een parkeerbehoefte van 41-46 parkeerplaatsen is gebleken en het plan in deze behoefte voorziet.
2.6.2. In de plantoelichting staat dat het plan tijdens de maatgevende periode een parkeerbehoefte van 41-46 parkeerplaatsen genereert. Deze parkeernorm is gebaseerd op het CROW en is door [appellant sub 2] en anderen niet bestreden. Voorts dient ingevolge artikel 3, eerste lid, onder 2, sub d, van de planregels te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Het realiseren van een dergelijk parkeerterrein is ingevolge de verbeelding en artikel 3, eerste lid, onder 1, sub d, van de planregels ook mogelijk. De raad is er derhalve terecht van uitgegaan dat voor het complex niet buiten het plangebied behoeft te worden geparkeerd. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is voor het ontstaan van gevaarlijke verkeerssituaties op de Burgemeester Sloblaan vanwege aldaar geparkeerde auto's.
In de plantoelichting staat voorts dat de wegcapaciteit van de Burgemeester Sloblaan op circa 5.000-6.000 motorvoertuigen per dag ligt. Uit metingen in 2008 is gebleken dat op dit moment circa 2.500 motorvoertuigen per dag passeren. De nieuwbouw voorziet in ongeveer 300 extra motorvoertuigen per dag. Ter zitting is voorts onweersproken gesteld dat voor de Burgemeester Sloblaan een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt. Gelet hierop heeft de raad zich in terecht op het standpunt kunnen stellen dat de Burgemeester Sloblaan deze extra verkeersbewegingen kan verwerken en dat derhalve in zoverre geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat realisatie van het plan zal leiden tot gevaarlijke situaties op de Burgemeester Sloblaan.
Streekplan
2.7. Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat het plan in strijd is met het streekplan Zuid-Holland Oost omdat ten onrechte niet zou zijn voorzien in compensatie als gevolg van het wijzigen van de bestemming op het perceel, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1] in zijn beroepschrift noch ter zitting gemotiveerd heeft op welk beleid in het streekplan dit ziet. Reeds hierom kan dit betoog niet slagen.
Financiële uitvoerbaarheid
2.8. [appellant sub 1] betoogt dat het plan financieel niet uitvoerbaar is, nu op dit moment nog geen appartementen zijn verkocht.
2.8.1. De Afdeling overweegt dat uit de stukken is gebleken dat de raad een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met de stichting en dat de realisatie van het plan voor risico en rekening van de stichting komt. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan financieel uitvoerbaar is.
Conclusie
2.9. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De beroepen zijn, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
Proceskosten
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk voor zover dit is gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;
II. verklaart de beroepen, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Huszar
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010
533-667.