201003441/1/M1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder.
Bij besluit van 12 februari 2010 heeft de minister de subsidieaanvraag van [appellante] op grond van de Tijdelijke sloopregeling personen- en bestelauto’s (hierna: de Sloopregeling) voor de demontage van een Ford Escort afgewezen.
Bij besluit van 4 maart 2010, verzonden op diezelfde dag, heeft de minister het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2010, beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door [directeur], en de minister, vertegenwoordigd door mr. H. Vissinga en mr. drs. R.F. Jassies, beiden werkzaam bij Agentschap NL van het ministerie van Economische Zaken, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Sloopregeling kan subsidie worden verstrekt voor de demontage van een personen- of bestelauto als bedoeld in artikel 2.2, met een Nederlands kenteken, die door degene op wiens naam het kenteken is gesteld wordt vervangen door een personen- of bestelauto als bedoeld in artikel 2.3, met een Nederlands kenteken, waarvoor de schriftelijke koopovereenkomst is afgesloten na de inwerkingtreding van deze regeling.
Ingevolge artikel 2.4, zesde lid, aanhef en onder b, gaat de aanvraag tot subsidieverlening of, als geen aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend de aanvraag tot subsidievaststelling, vergezeld van een afschrift van de van datum en handtekeningen van de aanvrager en de laatste eigenaar van de te demonteren auto voorziene koopovereenkomst van de vervangende auto, waaruit blijkt dat de koop is gesloten in het kader van deze regeling.
Ingevolge artikel 3.1 treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2011.
2.2. De minister heeft de aanvraag tot subsidieverlening voor de demontage van een door [appellante] van een cliënt gekochte Ford Escort afgewezen omdat gebleken is dat de koopovereenkomst is gesloten op 22 mei 2009. Dit tijdstip ligt vóór de inwerkingtreding van de Regeling op 29 mei 2009 zodat niet wordt voldaan aan het in artikel 2.1, eerste lid, van de Sloopregeling bepaalde dat de Regeling alleen van toepassing is op koopovereenkomsten die zijn gesloten na inwerkingtreding van de Regeling.
2.3. [appellante] voert aan op 22 mei 2009 de voorlopige koopovereenkomst te hebben gesloten in de verwachting dat op grond van de Sloopregeling de subsidie à € 1.000,00 voor de Ford Escort zou worden verstrekt. Omdat de Sloopregeling reeds was aangekondigd op 28 mei 2009, maar de datum van inwerkingtreding op dat moment nog niet bekend was, heeft [appellante] om voor subsidie in het kader van de Sloopregeling in aanmerking te kunnen komen in de auto-orderbevestiging de opmerking "fact na 28 mei" opgenomen.
2.4. De Sloopregeling is geplaatst in Staatscourant 2009, 95, gedagtekend 27 mei 2009. Ingevolge artikel 3.1 van de Sloopregeling is zij op 29 mei 2009 in werking getreden. Nu de koopovereenkomst dateert van 22 mei 2009 en deze datum is gelegen vóór de inwerkingtreding van de Sloopregeling op 29 mei 2009, bestond, gelet op artikel 2.1, eerste lid, van de Sloopregeling, voor de demontage van de Ford Escort geen aanspraak op subsidie. De Sloopregeling biedt op dit punt geen ruimte voor afwijking. Noch de omstandigheid dat de koopovereenkomst is gesloten met het oog op de toen verwachte maar nog niet bekende Sloopregeling, noch de omstandigheid dat zowel de facturatie als de afleverdatum van de gekochte Volkswagen Polo na 28 mei 2009 hebben plaatsgevonden, doen hieraan af. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden van de Sloopregeling en dienovereenkomstig te handelen. Dat [appellante] te goeder trouw heeft gehandeld, wat hiervan ook zij, wijzigt dit niet.
Gelet op het vorenstaande heeft de minister de subsidieaanvraag terecht afgewezen.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010