201001773/1/R2.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Aalten,
verweerder.
Bij besluit van 15 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Patrimoniumstraat 24" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door G.H. Scheffer, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
2.1. De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep van [appellant]. De raad stelt dat [appellant] geen zicht heeft op het plangebied en dat uit het beroepschrift geen objectief persoonlijk belang blijkt dat geraakt wordt door het plan.
2.1.1. [appellant] woont op een afstand van vijftien meter van het plangebied. Vanaf zijn perceel heeft [appellant] zicht op het plangebied. Anders dan de raad betoogt is [appellant] belanghebbende bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hij is derhalve ontvankelijk in zijn beroep.
Ten aanzien van het beroep voor het overige
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een vrijstaande woning op het perceel Patrimoniumstraat 24. Het perceel ligt op de hoek van de Patrimoniumstraat en de Bredevoortsestraatweg in Aalten.
2.3. [appellant] kan zich niet verenigen met de vaststelling van het plan. Hij stelt dat het niet wenselijk is om het enige stukje openbaar groen in de buurt te bestemmen voor wonen. Verder wijst [appellant] erop dat de bestaande groenstrook het zicht op de daarachter gelegen kantoorbebouwing blokkeert. Voorts stelt hij dat geen goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd. [appellant] stelt verder dat de raad het eerder niet wenselijk achtte het perceel te bebouwen. Hij verwijst in dit verband naar een brief van 26 november 2009. Er bestaat volgens [appellant] bovendien geen behoefte aan een woning gelet op de vele te koop staande woningen. [appellant] stelt als alternatieve locatie voor om te bouwen op het terrein van het voormalige garagebedrijf.
2.3.1. De raad stelt dat het plangebied een reststuk betreft van de oorspronkelijke groenstrook langs de Bredevoortsestraatweg, waar in het verleden een zwembad was gevestigd. Deze groenstrook is grotendeels verwijderd ten behoeve van (kantoor)bebouwing en het resterende gedeelte heeft geen bijzondere waarde voor de omgeving. Verder stelt de raad dat een algemeen uitgangspunt bij de oprichting van woningbouw is dat een inbreidingslocatie als deze als eerste dient te worden benut. Het feit dat verschillende woningen in de omgeving te koop staan acht de raad niet van doorslaggevende betekenis. De toevoeging van een woning is volgens de raad in overeenstemming met de gemeentelijke woonvisie en het woningbouwprogramma. De raad stelt verder dat het zicht op de kantoorgevel zowel in de bestaande als de toekomstige situatie wordt weggenomen. Voorts acht de raad, ondanks de geringe afwijking van de voorkeursgrenswaarde een goed woon- en leefklimaat aanwezig. Wat betreft de door [appellant] voorgestelde alternatieve locatie merkt de raad op dat ook deze locatie past in de woonvisie.
2.4. Uit de verbeelding blijkt dat het perceel deels is bestemd als "Tuin" en deels als "Wonen". Voor een gedeelte van de bestemming "Wonen" is daarnaast de aanduiding "waardevolle boom" opgenomen.
2.5. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen.
De raad heeft onweersproken gesteld dat het plan past in de woonvisie en het woningbouwprogramma. Uit het enkele feit dat binnen de gemeente verschillende woningen te koop staan kan niet worden afgeleid dat geen behoefte bestaat aan de toevoeging van een woning op deze plaats. De raad heeft bij de afweging kunnen betrekken dat het hier een inbreidingslocatie betreft die over het algemeen de voorkeur heeft boven uitbreiding in nog niet verstedelijkt gebied en waarvoor doorgaans een beperkt aantal mogelijkheden aanwezig is. Nog daargelaten dat de brief van 26 november 2009 waarnaar [appellant] verwijst niet van de gemeente afkomstig is kan uit deze brief niet worden afgeleid dat de raad het destijds niet wenselijk achtte het perceel te bebouwen.
Het standpunt van de raad dat de door [appellant] genoemde alternatieve locatie eveneens als inbreidingslocatie in aanmerking kan komen maar dat dit niet afdoet aan de behoefte aan bebouwing op deze plaats is voorts niet onredelijk.
Hierbij is tevens van belang dat niet is gebleken van grote belangen die aan bebouwing van dit perceel in de weg staan. Hoewel niet ontkend kan worden dat met dit plan een stuk openbaar groen verdwijnt, is aannemelijk dat het stuk groen dat nog van de oorspronkelijke groenstrook langs de Bredevoortsestraatweg resteert niet van waardevolle betekenis is voor de omgeving. Derhalve is niet gebleken dat het standpunt van de raad dat bebouwing van deze hoek een stedenbouwkundige afronding van de bebouwing langs de Bredevoortsestraatweg oplevert, onjuist is. Hoewel voorts het uitzicht van [appellant] wijzigt, is, mede gelet op de ligging van de woning van [appellant] ten opzichte van de nieuw te bouwen woning, niet aannemelijk dat het plan een ingrijpende wijziging van het uitzicht met zich brengt.
[appellant] heeft voorts zijn stelling dat geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd niet onderbouwd zodat geen aanleiding bestaat het standpunt van de raad op dit punt onjuist te achten.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich bij de afweging van belangen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangen bij vaststelling van het plan zwaarder wegen dan de door [appellant] genoemde belangen bij behoud van het openbare groen.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Langeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010