ECLI:NL:RVS:2010:BO1164

Raad van State

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002546/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Kom Zeddam, herziening 2007 - Kilderseweg 1' vastgesteld door de raad van de gemeente Montferland

Op 28 januari 2010 heeft de raad van de gemeente Montferland het bestemmingsplan 'Kom Zeddam, herziening 2007 - Kilderseweg 1' vastgesteld. Dit besluit werd aangevochten door een appellant, die op 16 maart 2010 beroep instelde bij de Raad van State. De raad diende een verweerschrift in en de zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 28 september 2010, waar de appellant en de vertegenwoordiger van de raad, W. van Beek MSc, aanwezig waren.

Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een vrijstaande woning op het perceel Kilderseweg 1 in Zeddam, met een oppervlakte van 0,4 hectare. De appellant betwist de motivering van het plan en stelt dat het enkel op economische gronden is gebaseerd, zonder behoefte aan de woning, aangezien de aanvrager er niet zelf in zal wonen. Hij vreest dat het plan zijn woongenot aantast, vooral wat betreft lichtinval en privacy, en vindt de toegestane bouwhoogte onevenredig ten opzichte van zijn eigen woning.

De raad verdedigt het plan door te stellen dat de toevoeging van een woning vanuit volkshuisvestelijk oogpunt verwaarloosbaar is en dat het een particulier initiatief betreft. De raad wijst erop dat het plangebied binnen de woningbouwcontouren ligt en dat de bouwregels gelijk zijn aan die van het bestaande bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het plan bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201002546/1/R2.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Montferland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Zeddam, herziening 2007 - Kilderseweg 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2010, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door W. van Beek MSc, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de bouw van een vrijstaande woning op het perceel Kilderseweg 1 in de kern van Zeddam. Het plandeel is 0,4 hectare groot. Het plan is vastgesteld naar aanleiding van een aanvraag om een bouwvergunning.
2.2. [appellant] kan zich niet verenigen met de vaststelling van het plan. Hij betwist de aan het plan ten grondslag gelegde motivering en stelt dat het plan alleen is gebaseerd op economische motieven en wordt vastgesteld om juridische procedures te voorkomen. Volgens hem bestaat er geen behoefte aan de woning nu de aanvrager er niet zelf gaat wonen en gelet op de bestaande en gewenste woningvoorraad. Verder stelt [appellant] dat het plan leidt tot een aantasting van zijn woongenot, in het bijzonder wat betreft lichtinval en privacy. [appellant] acht de met dit plan toegestane bouwhoogte voor de woning onevenredig ten opzichte van de hoogte van zijn woning.
2.2.1. De raad acht de toevoeging van een woning uit het oogpunt van volkshuisvesting een te verwaarlozen hoeveelheid en wijst erop dat het een particulier initiatief betreft. Van een afzetprobleem, in het kader van een al te grote woningvoorraad, is volgens de raad geen sprake. De raad stelt verder dat het plan voldoende is gemotiveerd en wijst erop dat het plangebied binnen de woningbouwcontouren ligt en dat sprake is van een inbreidingslocatie. De raad stelt dat de bouwregels uit dit plan gelijk zijn aan die van het bestemmingsplan "Kom Zeddam, herziening 2007" dat geldt voor de omliggende percelen. Hij wijst erop dat de maximaal toegestane hoogte voor de woning van [appellant] ook 11 meter bedraagt.
2.3. Vaststaat dat het plan is vastgesteld na een particulier verzoek. Hoewel de raad bij de vaststelling van het plan er van uit is gegaan dat de initiatiefnemer voornemens was zelf in de woning te gaan wonen, kan uit het enkele feit dat dit niet zo blijkt te zijn niet worden afgeleid dat geen behoefte bestaat aan de toevoeging van een woning ter plaatse. De raad heeft hierbij in redelijkheid van belang kunnen achten dat het gaat om een beperkte inbreidingslocatie met de toevoeging van slechts één woning en hierbij het standpunt kunnen innemen dat niet van belang is wie de woning gaat bewonen.
Vaststaat dat tevens economische motieven een rol hebben gespeeld bij de vaststelling van het plan nu dit blijkens het vaststellingsbesluit mede is opgesteld vanwege een aantal lopende procedures waaronder die inzake een verzoek om planschade. Dit brengt echter niet met zich dat moet worden geoordeeld dat uitsluitend economische motieven aan het plan ten grondslag liggen nu uit het besluit blijkt dat de raad in de afweging tevens ruimtelijke aspecten heeft betrokken. De raad heeft hierbij onder meer overwogen dat de oorspronkelijke bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan "Kom Zeddam 1993" destijds niet langer zijn opgenomen vanuit de wens onbenutte mogelijkheden te beperken maar dat hieraan geen planologisch zwaarwegende motieven ten grondslag lagen. Er bestaat geen aanleiding het standpunt van de raad dat, gezien de ligging van het perceel en de omliggende bebouwing, uit planologisch oogpunt de toevoeging van een woning op deze plaats in de rede ligt, onjuist te achten. Voorts is volgens de notitie, besproken in de collegevergadering van 5 augustus 2008, een stedenbouwkundige afweging gemaakt voor de inpassing van deze woning en zijn hiertoe in de planregels stedenbouwkundige randvoorwaarden opgenomen.
Verder is aangesloten bij de bouwregels van de bestaande bestemmingen voor de omliggende percelen waaronder het perceel van [appellant]. Voor zover het plan dan ook een aantasting van het woongenot van [appellant] tot gevolg heeft, leidt dit niet tot een zodanige aantasting van zijn woon- en leefklimaat dat daaraan doorslaggevend gewicht moet worden toegekend.
2.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Langeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010
317-647.