Uitspraak
201003931/1/M1, onherroepelijk geworden. Dit heeft tot gevolg dat de bij het besluit van 8 mei 2001 verleende oprichtingsvergunning is komen te vervallen.
Raad van State
In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe op 3 juni 2009 een verklaring afgegeven op basis van artikel 8.19, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer, met betrekking tot een verandering van de inrichting van de belanghebbende op een specifiek perceel. Het besluit werd door [appellant] aangevochten, waarna het college op 3 november 2009 het bezwaar ongegrond verklaarde. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld in januari 2010.
De zaak werd behandeld op 23 september 2010, waar zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren. Ook de belanghebbende was aanwezig, vertegenwoordigd door een deskundige. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens beoordeeld.
De Raad van State heeft vastgesteld dat er eerder een vergunning was verleend aan de belanghebbende voor de inrichting, maar dat deze vergunning op 25 februari 2010 was vervangen door een revisievergunning. Dit leidde tot de conclusie dat de eerder verleende oprichtingsvergunning was komen te vervallen. Aangezien de verklaring van 3 juni 2009 betrekking had op de vervallen vergunning, had [appellant] geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit.
Daarom heeft de Raad van State het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.