201008821/1/M2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde,
verweerder.
Bij besluit van 12 augustus 2010 heeft het college aan [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd vanwege het overtreden van de geluidvoorschriften van artikel 2.17 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit).
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2010, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 oktober 2010, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door P.J.M. Verbij, en het college, vertegenwoordigd door T. van Zoonen en ing. A.J.M. Theunissen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [verzoekster] voert aan dat uit artikel 6.12 van het Activiteitenbesluit volgt dat artikel 2.17 van dit besluit niet eerder dan op 1 januari 2011 op de inrichting van toepassing wordt, omdat de normstelling uit de oude milieuvergunning nog steeds als maatwerkvoorschrift van toepassing is.
2.1.1. Het college stelt dat de Wet milieubeheer vergunning van het bedrijf op 1 januari 2008 van rechtswege is komen te vervallen door het van kracht worden van het Activiteitenbesluit. Artikel 6.12 van dit besluit is volgens het college in de onderhavige situatie niet van toepassing.
2.1.2. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) in onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Ingevolge artikel 6.12, eerste en derde lid, van het Activiteitenbesluit worden de in artikel 2.17 genoemde waarden met 5 dB(A) verhoogd indien onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 2.17 op grond van een in het derde lid genoemd voorschrift hogere waarden golden.
2.1.3. De voorzitter stelt vast dat geen van de op het derde lid van artikel 6.12 van het Activiteitenbesluit genoemde voorschriften op het bedrijf van toepassing is geweest. Artikel 6.12, eerste en derde lid, is derhalve in dit geval niet van toepassing, zodat voor de inrichting de in artikel 2.17 opgenomen waarden gelden.
2.2. [verzoekster] voert aan dat bij de geluidmetingen waar het bestreden besluit op is gebaseerd is uitgegaan van geënsceneerde situaties waardoor er onduidelijkheid bestaat over de representativiteit van de bedrijfssituatie. In dit verband verwijst [verzoekster] naar een in haar opdracht opgesteld akoestisch rapport van Kupers & Niggebrugge.
2.2.1. Het college stelt dat in het in opdracht van [verzoekster] opgestelde akoestisch onderzoek van de onrealistische bedrijfsduur voor het gebruik van schuurmachines van 5 minuten wordt uitgegaan. In het onderzoek van het college wordt uit gegaan van een bedrijfsduur van 3 uur.
2.2.2. De voorzitter stelt vast dat uit hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd niet gebleken is dat de geluidmetingen waar het college het bestreden besluit op baseert onjuist zijn.
2.3. [verzoekster] voert aan dat de geluidgrenswaarden worden overschreden omdat bij de bouw van de aanpandige woningen niet de in de bouwvergunning vereiste geluidwerende voorzieningen zijn getroffen.
2.3.1. Het college stelt dat uit in de aanpandig gelegen woningen uitgevoerde geluidmetingen blijkt dat ten gevolge van de activiteiten van het bedrijf de norm van artikel 2.17 met 10 dB(A) in de dagperiode en met 15 dB(A) in de avondperiode wordt overschreden. Volgens het college gaat het hierbij om een dusdanige overschrijding dat niet van handhavend optreden kan worden afgezien. Volgens het college blijkt uit geluidmetingen bovendien dat eenvoudig aan de last kan worden voldaan door werkzaamheden aan de schepen op een afstand van circa 15 meter van de scheidingswand te laten plaatsvinden.
2.3.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.3. De voorzitter stelt vast dat de vraag of er onvoldoende geluidisolatie in de bouwvergunning van de aanpandige woningen is vereist in deze procedure niet aan de orde is. Dit geldt ook voor het eventueel niet goed uitvoeren van de wel vereiste isolatie. Uit de in opdracht van het college uitgevoerde geluidmetingen blijkt dat de norm 2.17 van het Activiteitenbesluit wordt overschreden. Het college kon derhalve handhavend optreden. Van concreet uitzicht op legalisatie of van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan behoort te worden afgezien van handhaving is niet gebleken.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2010