200909922/1/R3.
Datum uitspraak: 27 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te [woonplaats],
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 20 oktober 2009, kenmerk 1527024, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Bergen op Zoom bij besluit van 26 maart 2009 vastgestelde bestemmingsplan "1e herziening bestemmingsplan Oude Molen 2000".
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2010, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door mr. E. Beele, advocaat te
's-Hertogenbosch, zijn verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door mr. A.J.W.P. Rampaart-Verbeek, werkzaam bij de gemeente, verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in de nadere inrichting en verkaveling van het woongebied gelegen tussen de Grondmolen, Schansbaan en de Vang. In het vorige bestemmingsplan had het gebied een globale eindbestemming met een maximum van 30 woningen.
2.3. [appellant] en anderen richten zich tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het perceel kadastraal bekend Halsteren, sectie K, nummer 332, plaatselijk bekend [locatie A] (hierna: het perceel) voor zover daarin geen bebouwingsvlak voor een woning is opgenomen. Zij voeren daartoe onder meer aan dat het aan het plan ten grondslag gelegde beeldkwaliteitplan "Oude Molen en Kop van Vijf" van 23 juli 2003, dat uitgaat van een maximum aantal van 30 reeds gerealiseerde woningen in het plangebied, achterhaald is.
2.3.1. Het college acht het niet onredelijk dat de raad geen bebouwingsvlak heeft opgenomen op het perceel en heeft aangesloten bij het beeldkwaliteitplan. Het college wijst er op dat er geen sprake was van een concreet bouwplan voor het perceel waar de raad rekening mee diende te houden. Voorts staat het de raad vrij om de verkaveling van een globale eindbestemming alsnog te regelen. In het vorige bestemmingsplan was bepaald dat in het woongebied maximaal 30 woningen mogen worden gerealiseerd. De verkaveling van de woningen is vervolgens vertaald in het beeldkwaliteitplan. In het voorliggende plan is daarbij aangesloten. Het toekennen van een bouwvlak aan het perceel is niet wenselijk omdat het volgens het college, in navolging van de raad, niet passend is in de stedenbouwkundige structuur en omdat wordt vastgehouden aan het maximum van 30 woningen.
2.3.2. Het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 1000 m². Aan het perceel is de bestemming "Wonen" toegekend.
Ingevolge artikel 6, onder 1.1., van de planvoorschriften zijn de voor wonen aangewezen gronden bestemd voor wonen in een eengezinswoning met de daarbij behorende bouwwerken, paden, tuinen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
Ingevolge artikel 6, onder 2, mogen op de in lid 1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak.
In het vorige bestemmingsplan rustte op het perceel gedeeltelijk de bestemming "Woondoeleinden 2" en gedeeltelijk de bestemming "Gemengde Doeleinden". Op de gronden met de bestemming "Woondoeleinden 2" was volgens de planvoorschriften woningbouw toegestaan met een maximum van 30.
In het beeldkwaliteitplan staat dat het woongebied is bestemd voor landelijk wonen in vrijstaande villa's op kavels van ongeveer 1000 m².
2.3.3. Weliswaar is in het vorige bestemmingsplan vastgelegd dat in het betreffende plangebied maximaal 30 woningen mogen worden gerealiseerd, doch uit de schriftelijke uiteenzetting van de raad blijkt dat voor de gemeente Bergen op Zoom geen beperking geldt in het maximaal aantal te bouwen woningen. Niettemin is dit aantal onverkort vertaald in het beeldkwaliteitplan dat ten grondslag ligt aan het onderhavige plan. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat de afweging om op het perceel geen extra woning toe te staan louter door ruimtelijke motieven is bepaald. Ter zitting heeft de raad zich beperkt tot de toelichting dat de locatie een extra woning stedenbouwkundig niet kan dragen. Deze toelichting is, nu het perceel met een oppervlakte van 1000 m² voldoet aan de uitgangspunten voor kavelgrootte in het beeldkwaliteitplan, niet zonder meer te begrijpen. Verder is het standpunt van het college dat een woonbestemming zonder bouwtitel niet onredelijk is, niet zonder meer te volgen, nu zowel de bebouwing als het gebruik van het perceel volgens de planvoorschriften slechts is toegestaan als behorend bij een woning. De Afdeling overweegt dat het college door goedkeuring te verlenen aan het plan geen blijk heeft gegeven van een deugdelijke motivering.
2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "wonen" ter plaatse van het perceel, kadastraal bekend, Halsteren, sectie K, nummer 332, niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel, grondpolitieke overwegingen, het ontbreken van een bouwvergunning en de aanslag voor onroerende zaakbelasting geen bespreking meer.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 20 oktober 2009, kenmerk 1527024, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Wonen" ter plaatse van het perceel, kadastraal bekend, Halsteren, sectie K, nummer 332;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 908,65 (zegge: negenhonderdacht euro en vijfenzestig cent), waarvan € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan [appellant] bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan [appellant] bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2010