201001200/1/M2.
Datum uitspraak: 3 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Niedorp,
appellanten,
het college van burgemeester en wethouders van Niedorp (hierna: het college),
verweerder.
Bij besluit van 27 november 2008 heeft het college een verzoek van [appellanten] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een inrichting aan de [locatie] te [plaats], gemeente Niedorp, afgewezen.
Bij besluit van 16 december 2009, verzonden op 24 december 2009, heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard en het besluit van 27 november 2008 gedeeltelijk herroepen.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 maart 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2010, waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en het college, vertegenwoordigd door C.T.M. Reus en ing. H. Struiken Boudier, zijn verschenen.
2.1. Bij besluit van 8 oktober 2002 heeft het college met betrekking tot de inrichting een revisievergunning (hierna: de revisievergunning) verleend als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dat destijds gold. Daarbij is onder meer vergunning verleend voor het houden van 200 melkkoeien en 160 stuks jongvee.
2.2. [appellanten] hebben onder meer aan hun verzoek van 29 oktober 2008 om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen (hierna: het verzoek) ten grondslag gelegd dat de in de vergunningvoorschriften van de revisievergunning gestelde geluidgrenswaarden worden overschreden door het schuiven van mest met een tractor of shovel gedurende de nachtperiode. Zij hebben verder aan het verzoek ten grondslag gelegd dat in de inrichting meer melkkoeien worden gehouden dan is toegestaan op grond van de revisievergunning.
2.3. Bij besluit van 27 november 2008 heeft het college het verzoek afgewezen. Bij het besluit van 16 december 2009 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de voor de inrichting gestelde geluidgrenswaarden voor de avond- en nachtperiode niet worden nageleefd en medegedeeld dat met betrekking daartoe een handhavingstraject wordt gestart. Dientengevolge heeft het college het bezwaar van [appellanten] gegrond verklaard en het besluit van 27 november 2008 herroepen. De Afdeling verstaat het besluit van 16 december 2009 aldus, dat deze gegrondverklaring en herroeping uitsluitend het aspect geluid betreffen en dat het college voor het overige het bezwaar ongegrond heeft verklaard.
2.4. [appellanten] betogen dat het college bij het besluit van 16 december 2009 heeft verzuimd een nieuw besluit op het verzoek te nemen, wat betreft het aspect geluid.
2.4.1. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het besluit plaats.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel herroept het bestuursorgaan het besluit, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit.
2.4.2. Uit artikel 7:11 van de Awb vloeit voort dat, indien het bestuursorgaan na heroverweging tot de conclusie komt dat het aangevochten besluit niet in stand kan blijven, het bestuursorgaan, behoudens het zich hier niet voordoende geval waarin een enkele herroeping van dat besluit voldoende is, voor het onjuist bevonden besluit een nieuw besluit in de plaats stelt. Het college kon daarom in dit geval niet volstaan met de mededeling dat een handhavingstraject wordt gestart. Gelijktijdig met de gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar en de gedeeltelijke herroeping van het besluit van 27 november 2008 had het college een nieuw besluit op het verzoek moeten nemen, wat betreft het aspect geluid. Nu het college dit heeft nagelaten is het besluit van 16 december 2009 in strijd met artikel 7:11 van de Awb.
2.5. [appellanten] betogen dat het college ten onrechte is voorbijgaan aan hun bezwaar tegen het besluit van 27 november 2008, inhoudende dat bij dat besluit het verzoek ten onrechte is afgewezen, voor zover zij aan het verzoek ten grondslag hebben gelegd dat in de inrichting meer vee wordt gehouden dan op grond van de revisievergunning is toegestaan.
2.5.1. Bij het besluit van 16 december 2009 is aan deze grond van bezwaar voorbijgegaan. Nu het college deze grond geheel buiten beschouwing heeft gelaten bij de heroverweging van het besluit van 27 november 2008, is het besluit van 16 december 2009 in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.
2.6. Het beroep is gegrond. Het besluit van 16 december 2009 komt wegens strijd met artikel 7:11 van de Awb voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Niedorp van 16 december 2009, kenmerk HJ/KvB;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Niedorp op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Niedorp tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Niedorp aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Hulst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2010