201000178/1/R2.
Datum uitspraak: 3 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Zeist, en anderen,
de raad van de gemeente Zeist,
verweerder.
Bij besluit van 3 november 2009, kenmerk 09RAAD0315, heeft de raad het bestemmingsplan "1e partiële herziening Buitengebied Zuid-West" vastgesteld (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 september 2010, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en bijgestaan door mr. J. van Vulpen, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H. van Veldhuisen en drs. N. Hut, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in een planologische regeling voor plandelen waaraan bij besluit van 9 mei 2006 door het college van gedeputeerde staten van Utrecht goedkeuring is onthouden. Tussen partijen is niet in geschil dat in deze procedure het voorheen geldende plan het bestemmingsplan "Buitengebied" is en dat de daarin opgenomen planvoorschriften, voor zover niet in dit plan herzien, van toepassing blijven op het thans aan de orde zijnde plangebied. Derhalve is daar bij de beoordeling van het plan van uitgegaan.
2.2. [appellant] en anderen zijn eigenaren van het perceel aan de [locatie], kadastraal bekend Sectie […] nr. […] (hierna: het perceel). Zij kunnen zich niet verenigen met het plan voor zover in artikel 2.13, tweede lid, onder A, sub 1d, van de planregels voor de op het perceel aanwezige loodsen is bepaald dat een maximale hoogte van 3 meter geldt en het gezamenlijk grondoppervlak maximaal 700 m² mag bedragen. Zij stellen dat dit niet in overeenstemming is met de feitelijke situatie ter plaatse zodat een gedeelte van de loodsen onder het overgangsrecht is gebracht. Op het perceel is volgens hen een oppervlakte van 781 m² aan loodsen aanwezig waarbij de maximale hoogte varieert van 4 meter tot 4,18 meter. [appellant] en anderen menen dat alle bestaande bebouwing als zodanig dient te worden bestemd zoals, volgens hen, ook door de raad is beoogd.
2.3. Aan het perceel is de bestemming "Sport en Recreatie -(S)" toegekend met de aanduiding 'volkstuinen (v)'.
Ingevolge artikel 2.13, tweede lid, onder A, sub 1d, van de planregels mogen de bestaande loodsen/opstallen van de naastgelegen kwekerij, op de voor 'volkstuinen (v)' aangewezen gronden worden voortgezet, met een gezamenlijke grondoppervlakte van maximaal 700 m² en een maximale hoogte van 3 meter.
In de planvoorschriften van het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied" is opgenomen dat, indien bij legaal tot stand gekomen gebouwen de afmetingen, waaronder de bouwhoogte, afwijken van de standaardregels, de vergunde hoogte geldt.
2.4. Ter zitting is komen vast te staan dat de bouwhoogte van de loodsen ruim vier meter bedraagt zodat sprake is van strijd met artikel 2.13, tweede lid, onder A, sub 1d van de planregels. Uit het verhandelde ter zitting is voorts naar voren gekomen dat niet in geschil is dat de bebouwing op het perceel legaal tot stand is gekomen. Derhalve wordt geoordeeld dat voor zover de bebouwing de toegestane drie meter overschrijdt, de hiervoor genoemde uitzonderingsbepaling van toepassing is. Vorenstaande brengt met zich dat de loodsen wat betreft de bouwhoogte als zodanig zijn bestemd. Dit betoog van [appellant] en anderen faalt derhalve.
2.5. Naar aanleiding van het ingestelde beroep hebben beide partijen de oppervlakte van alle loodsen opnieuw ingemeten. Door de raad is ter zitting erkend dat bij de inmeting is gebleken dat de gezamenlijke oppervlakte van de loodsen om en nabij de 780 m² is. Gelet op hetgeen in artikel 2.13, tweede lid, onder A, sub 1d, van de planregels is opgenomen brengt dit met zich dat de loodsen in het plan niet als zodanig zijn bestemd. Desgevraagd heeft de raad ter zitting gesteld dat hij wel heeft beoogd alle loodsen als zodanig te bestemmen. Gelet hierop is het bestreden besluit in zoverre genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.
2.6. Het beroep is op dit punt gegrond. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan dient in zoverre te worden vernietigd. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) artikel 2.13, tweede lid, onder A, sub 1d van de planregels in opnieuw vast te stellen en te bepalen dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd. Daartoe wordt overwogen dat in het plan uitsluitend de desbetreffende loodsen op het perceel van [appellant] en anderen zijn opgenomen, dat de loodsen sedert jaren aanwezig zijn en voorts dat uitsluitend positief wordt bestemd hetgeen dat thans feitelijk aanwezig is. Tussen partijen is ter zitting ook overeenstemming bereikt over de aanwezige oppervlakte aan loodsen. De Afdeling acht het gezien vorenstaande niet aannemelijk dat derdebelanghebbenden in hun belangen worden geschaad indien de maximale oppervlakte voor loodsen/opstallen wordt gewijzigd van 700 m² naar 780 m².
2.7. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Zeist van 3 november 2009, kenmerk 09RAAD0315, tot vaststelling van het bestemmingsplan "1e partiële herziening Buitengebied Zuid-West", voor zover dat ziet op artikel 2.13, tweede lid, onder A, sub 1d van de planregels;
III. bepaalt dat artikel 2.13, tweede lid, onder A, sub 1d van de planregels als volgt dient te worden gelezen: "daarnaast mogen de bestaande loodsen/opstallen van de naastgelegen kwekerij, op de voor "(v) volkstuinen" aangewezen gronden worden voortgezet, met een gezamenlijke grondoppervlakte van maximaal 780 m² en een maximale hoogte van 3 meter".
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Zeist tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 900,85 (zegge: negenhonderd euro en vijfentachtig eurocent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Zeist aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2010