ECLI:NL:RVS:2010:BO3434

Raad van State

Datum uitspraak
1 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009323/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake geurhinder door Drukkerij VK-print

Op 1 november 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die zich benadeeld voelde door geurhinder van Drukkerij VK-print in Harfsen. Het college van burgemeester en wethouders van Lochem had op 18 augustus 2010 een verzoek van de verzoeker om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzitter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 18 oktober 2010 werd het verzoek behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door een deskundige en het college vertegenwoordigd was door ambtenaren van de gemeente.

De verzoeker voerde aan dat hij hinder ondervond van dampen van VK-print en dat het bedrijf niet voldeed aan de milieuregels. Hij stelde dat eerdere maatregelen, zoals de verhoging van een schoorsteen, niet het gewenste effect hadden gehad en dat hij gezondheidsschade ondervond. Het college had echter in een eerder besluit al maatregelen opgelegd en stelde dat er geen bewijs was van overtredingen van andere voorschriften. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het college al bezig was met een geuronderzoek en verdere maatregelen zou nemen indien nodig.

De voorzitter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

201009323/1/M2.
Datum uitspraak: 1 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te [woonplaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van Lochem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2010 heeft het college een op 13 juni 2010 ingediend verzoek van [verzoeker] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot Drukkerij VK-print op de Holtmark 5 te Harfsen afgewezen.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 september 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 oktober 2010, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door ing. O.J.P. Duisters en het college vertegenwoordigd door E. Hegeman en R. de Ruiter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [verzoeker] voert aan geurhinder te ondervinden van dampen afkomstig van VK-print. Hij stelt dat het bedrijf niet voldoet aan de voorschriften van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en de op grond van artikel 6.1 van dit Besluit als maatwerkvoorschrift geldende voorschriften uit de vergunning van 20 september 1994. Hij wijst er ter zitting op dat de inmiddels naar aanleiding van een last onder dwangsom uitgevoerde verhoging van een schoorsteen niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Hij stelt verder door de vermeende overtredingen gezondheidsschade te ondervinden.
2.1.1. Het college stelt in het bestreden besluit dat, naar aanleiding van een eerder al op 11 februari 2010 door [verzoeker] ingediend verzoek om handhaving, bij besluit van 6 juli 2010 een last onder dwangsom is opgelegd waarbij wordt geëist dat het emissiepunt van VK-print op een hoogte van minimaal 2 meter boven de hoogste daklijn komt te liggen. Eerst als na de verhoging van de schoorsteenpijp blijkt dat een onvoldoende reductie van de geurbelasting optreedt kan op grond van artikel 4.100, derde lid, van het Activiteitenbesluit een maatwerkvoorschrift worden opgelegd. Van de overtreding van een ander op grond van artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit geldend voorschrift is het college niet gebleken. Van de bij VK-print vrijkomende stoffen is het volgens het college niet bekend dat deze bij de gehanteerde concentraties aantoonbare gezondheidsschade kunnen veroorzaken.
2.1.2. De voorzitter stelt vooraleerst vast dat uit hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd niet is gebleken dat er andere voorschriften dan die waar de last onder dwangsom van 6 juli 2010 op ziet worden overtreden. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de op grond van deze last vereiste maatregelen inmiddels zijn getroffen. Tevens is ter zitting gebleken dat tijdens een controle door het college is vastgesteld dat ondanks de getroffen maatregelen nog steeds een branderige geur wordt waargenomen. Ter zitting heeft het college toegezegd dat het daarom door een daartoe gecertificeerd bureau een geuronderzoek zal laten uitvoeren om de herkomst van de geur vast te stellen en om te onderzoeken of er sprake is van onaanvaardbare geurhinder. In dit onderzoek zal volgens het college ook naar eventuele gezondheidsrisico's van de uitstoot worden gekeken. Met dit onderzoek zal volgens het college direct na de beslissing op bezwaar worden begonnen.
De voorzitter constateert dat het college bezig is met onderzoek in verband met de door [verzoeker] ondervonden hinder. Tevens constateert de voorzitter dat naar aanleiding van dat onderzoek zo nodig verdere maatregelen zullen worden genomen. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat in afwachting hiervan geen spoedeisend belang gediend is bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.2. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van staat.
w.g. Brink w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2010
315.