201004266/1/R1.
Datum uitspraak: 10 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Zeevang,
verweerder.
Bij besluit van 19 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2010, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.J.C. Veerman, en de raad, vertegenwoordigd door drs. P.G.T.M. Aalbers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het landelijk gebied van de gemeente Zeevang gelegen rond de kernen Warder, Schardam, Kwadijk, Middelie, Beets en Hobrede-Oosthuizen.
2.2. Het beroep van [appellant] is gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden" voor het perceel kadastraal bekend gemeente Zeevang, sectie […], nummer […], gelegen te [plaats].
[appellant] voert aan dat de bestemming "Wonen" aan zijn perceel toegekend dient te worden, omdat zijn perceel grotendeels niet buiten de rode contour valt. Volgens hem wordt de rode contour ten onrechte strikt uitgelegd. Voorts voert hij aan dat in strijd met het gelijkheidsbeginsel andere gronden buiten het bestemmingsplan worden gelaten en dus onder het stedelijk gebied vallen, terwijl deze evident buiten de rode contour liggen.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat de grenzen van het plan op gemeentelijk beleid voor de kernen en het provinciaal contourenbeleid zijn gebaseerd. In verband hiermee stelt de raad dat het deel van de kern Middelie waarbinnen het perceel van [appellant] zich bevindt niet voor verdichting in aanmerking komt, dat het perceel onderdeel uitmaakt van het landelijk gebied en dat de bestemming "Wonen" niet past binnen het beleid behorend bij het desbetreffende gebied.
2.4. [appellant] is eigenaar van het voornoemde perceel. Het perceel grenst ten zuidwesten aan bebouwd gebied en ten noordoosten aan agrarisch gebied.
Aan het perceel is de bestemming "Agrarisch met waarden" toegekend. Ingevolge de regels behorend bij deze bestemming is bebouwing van burgerwoningen niet toegestaan.
De raad heeft de plangrens grotendeels vastgesteld overeenkomstig de rode contouren rond de zes kernen in het streekplan "Noord-Holland Zuid" (hierna: het streekplan) dat is vastgesteld door provinciale staten van Noord-Holland op 17 februari 2003.
De contourenkaart behorend bij het streekplan is volgens het streekplan zelf onvoldoende fijnmazig om inzicht te verschaffen in de ligging van een perceel ten opzichte van de rode contour. In bijlage 5 bij het streekplan staat:
"Vanwege de meer gedetailleerde weergave is de contourenkaart 1:25.000 maatgevend voor de beoordeling van gemeentelijke plannen en initiatieven. Omdat het streekplan een beleidsplan op hoofdlijnen is heeft ook een kaart met deze schaal echter nog een vrij grofmazig karakter. Dit maakt de kaart niet geschikt voor een beoordeling op het niveau van individuele woon- of bedrijfspercelen of kleinere (al dan niet agrarische) percelen. Dit is pas het geval als de gemeente in het bestemmingsplan de ligging van rode contouren vastlegt. Het bestemmingsplan heeft een schaal van tenminste 1:10.000.
Dit brengt met zich mee dat bij het verwerken van onze contourenkaart in het bestemmingsplan de gemeente enige beleidsvrijheid wat betreft de nadere detaillering en precisering van de rode contouren heeft."
2.5. De Afdeling overweegt dat de ligging van het perceel ten opzichte van de rode contour niet eenduidig vast te stellen is gelet op de schaal 1:25.000 van de contourenkaart waarop de rode contour wordt weergegeven. De raad heeft zich, mede gelet op bijlage 5 bij het streekplan, terecht op het standpunt gesteld dat hij beleidsvrijheid heeft bij de nadere detaillering en precisering van de rode contour.
2.6. De raad heeft bij de nadere detaillering en precisering van de rode contour gekozen om aan te sluiten bij de kadastrale grenzen van reeds bebouwde percelen overeenkomstig de streekplanuitwerking "Waterlands Wonen" (hierna: streekplanuitwerking), vastgesteld door het college van gedeputeerde staten op 28 februari 2009. Het perceel van [appellant] valt daarmee geheel buiten de rode contour. Blijkens het gemeentelijk beleid is de desbetreffende precisering van de rode contour aldus bepaald met het oog op de te beschermen natuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het buitengebied, waaronder het open karakter van het landschap en de doorzichten naar dit gebied. Hiermee verband houdend heeft de raad in het voorliggende plan het bouwen van burgerwoningen op percelen met de bestemming "Agrarisch met waarden" niet toegestaan. Gelet op de te beschermen waarden zou de ligging van het desbetreffende perceel binnen de rode contour evenmin leiden tot de mogelijkheid tot het bouwen van een burgerwoning, aldus de raad. Vanwege de te beschermen waarden past de raad dit beleid strikt toe. Een uitzondering op de planregels ten behoeve van het bouwen van burgerwoningen op de percelen met te beschermen waarden is volgens het plan niet toegestaan. Ter zitting heeft de raad onweersproken gesteld dat binnen de rode contour enkel is voorzien in bebouwingsmogelijkheden ten behoeve van een agrarisch bedrijf en eventueel een agrarische bedrijfswoning.
2.7. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in dit redelijkheid deze keuze voor de ligging van de rode contour heeft kunnen maken, mede gelet op bijlage 5 bij het streekplan en de te beschermen natuurhistorische en cultuurhistorische waarden. Uit het feit dat een uitzondering op de planregels ten behoeve van het bouwen van burgerwoningen op de percelen met te beschermen waarden niet mogelijk is, volgt dat de raad dit beleid ook strikt toepast.
2.8. Wat betreft de door [appellant] gemaakte vergelijking met de percelen buiten de rode contour waarop bebouwing is toegestaan, wordt overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van gelijke gevallen.
2.9. [appellant] betoogt voorts dat bebouwing van in totaal 150 woningen buiten de rode contour in de nabije toekomst mogelijk wordt gemaakt en dat op basis hiervan de bestemming "Wonen" aan zijn perceel toegekend had moeten worden.
2.10. De raad stelt zich op het standpunt dat overeenkomstig de streekplanuitwerking in overleg met de provincie beleid ten aanzien van deze bufferwoningen ontwikkeld zal worden. De raad stelt dat deze ontwikkeling zich momenteel niet in een zodanig stadium bevindt dat op basis daarvan een oordeel kan worden gegeven over de situatie van [appellant].
2.11. De Afdeling overweegt dat in de streekplanuitwerking de 150 bufferwoningen als mogelijkheid vermeld worden. Hieromtrent zal de raad beleid ontwikkelen.
De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de mogelijkheid tot de realisering van de genoemde woningen behoort tot de beleidsvrijheid van de raad. Dit beleid is nog niet concreet ingevuld. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad vooruitlopend hierop een bouwmogelijkheid voor [appellant] in het plan had moeten opnemen, zo dit beleid daar al toe zou moeten leiden.
2.12. In hetgeen overigens door [appellant] is aangevoerd, is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die zou moeten leiden tot een uitzondering op het door de raad gevoerde beleid ten aanzien van de precisering van de rode contour.
2.13. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestreden plandeel in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2010