ECLI:NL:RVS:2010:BO3458

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006096/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Zuid Bosweg te Noordgouwe

Op 4 november 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen het bestemmingsplan "Zuid Bosweg ongenummerd, tussen 11 en 13, te Noordgouwe". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland op 29 april 2010, voorziet in de bouw van een woning op een perceel dat direct grenst aan het perceel van de verzoeker. De verzoeker heeft op 25 juni 2010 beroep ingesteld tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2010 heeft de voorzitter de argumenten van de verzoeker en de raad gehoord. De verzoeker stelt dat de beoogde bebouwing te massaal is en niet past binnen de stedenbouwkundige opzet van de omgeving. Hij wijst op de onevenredige aantasting van zijn privacy en woongenot, en betwist de afwijking van het beleid met betrekking tot de afstand tot de perceelsgrens. De raad heeft echter betoogd dat de afwijking gerechtvaardigd is door de diversiteit aan bebouwing in de omgeving.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat er gerede twijfel bestaat of het besluit van de raad in de bodemprocedure stand zal houden. Hij heeft daarom besloten om het besluit van de raad te schorsen en de raad te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het voorlopige karakter van de beslissing en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van de verzoeker en de gemeenteraad.

Uitspraak

201006096/2/R2.
Datum uitspraak: 4 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuid Bosweg ongenummerd, tussen 11 en 13, te Noordgouwe" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juni 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 oktober 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 oktober 2010, waar [verzoeker], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door ing. B. van Gils en mr. J. van den Heuvel, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is D.M.T. Sterkenburg als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een woning op een perceel tussen de woningen [locatie] en 13 te Noordgouwe.
2.3. [verzoeker] is eigenaar van het perceel [locatie] dat direct ten zuiden van het plangebied ligt. Zijn verzoek richt zich tegen het gehele plan en beoogt onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding daarvan te voorkomen. [verzoeker] voert aan dat de beoogde bebouwingsmogelijkheden te massaal en afwijkend zijn van de overige bebouwing aan de Zuid Bosweg en niet passen binnen de stedenbouwkundige opzet van de omgeving. Voorts heeft het plan volgens [verzoeker] een onevenredige aantasting van zijn privacy en woongenot tot gevolg. De beoogde situering van het bouwvlak is volgens [verzoeker] in strijd met het beleid om een minimale afstand van 3 meter ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens aan te houden.
2.3.1. De raad stelt dat voor de afwijking van het beleid advies is ingewonnen bij de gemeentelijke stedenbouwkundige die heeft gesteld dat, gelet op de in de omgeving aanwezige diversiteit aan bebouwing, qua schaal, bebouwingsrichting, massa en tussenruimte, een geringere tussenruimte van 1 meter hier niet direct afbreuk doet aan het karakter van de omgeving.
2.3.2. In het bestemmingsplan "Kom Noordgouwe" was een bouwvlak opgenomen voor de bouw van maximaal twee woningen. Het voorliggende plan voorziet in een aanpassing van de vorm van het bouwvlak van een rechthoek naar een driehoek met afmetingen van ongeveer 18,5 bij 22,5 bij 28,5 meter en een verschuiving van het bouwvlak met ongeveer 6 meter tot op een afstand van 1 meter van de perceelsgrens van [verzoeker]. De oppervlakte van het bouwvlak is vergroot van ongeveer 192 m² naar ongeveer 211 m² en het plan voorziet thans in de bouw van één vrijstaande woning.
2.3.3. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat van het beleid met betrekking tot de aan te houden afstand tot de perceelsgrens kan worden afgeweken indien het plan passend is in het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
De ter zitting door partijen meegebrachte (lucht)foto's in aanmerking genomen is de voorzitter er niet van overtuigd dat het plan past in het straat- en bebouwingsbeeld. Ook van een zodanige diversiteit aan bebouwing in de omgeving, qua schaal, bebouwingsrichting, massa en tussenruimte dat dit het afwijkende bouwvlak rechtvaardigt, is niet gebleken. Hierbij wordt betrokken dat met name de driehoekige vorm en de daaruit voortvloeiende gevellengten niet lijken te passen in de stedenbouwkundige opzet van de Zuid Bosweg. Voorts is op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan een regelmatige afstand tussen de bouwvlakken te zien.
Daarnaast heeft het plan tot gevolg dat tot op 1 meter van de perceelsgrens met [verzoeker] een zijgevel met een lengte van 18,5 meter en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8,5 meter kan worden gebouwd.
Niet duidelijk is geworden dat de raad de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van [verzoeker] heeft onderkend en heeft betrokken bij de besluitvorming.
Ter zitting is gesteld dat de noodzaak voor de vorm en de situering van het bouwvlak met name is ingegeven door de aanwezigheid van privaatrechtelijke belemmeringen om gebruik te kunnen maken van de bestaande bouwmogelijkheden. De voorzitter acht deze noodzaak niet zonder meer gegeven, gelet op de huidige oppervlakte van het bouwvlak van 211 m² voor de bouw van één woning. Daarnaast laat dit onverlet dat op dit punt een afweging dient plaats te vinden tegen de belangen die zich tegen het plan verzetten.
2.3.4. Gelet op het vorenstaande bestaat gerede twijfel of het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzitter ziet derhalve aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland van 29 april 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zuid Bosweg ongenummerd, tussen 11 en 13, te Noordgouwe";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 33,85 (zegge: drieëndertig euro en vijfentachtig cent),
III. gelast dat de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Broekman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2010
317-612.