201003568/1/H3.
Datum uitspraak: 10 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord (hierna: het dagelijks bestuur),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2010 in zaak nr. 09/1788 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
Bij besluit van 22 januari 2009 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing tot onmiddellijke ontmanteling op 10 oktober 2008 van een hennepkwekerij in het pand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) op schrift gesteld en de kosten van de ontmanteling ten laste van [wederpartij] gebracht.
Bij besluit van 21 april 2009 heeft het het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 maart 2010, verzonden op 3 maart 2010, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 22 januari 2009 herroepen, kennelijk alleen voor zover de kosten van de ontmanteling daarbij voor rekening van [wederpartij] zijn gebracht, en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2010, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2010, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, werkzaam in dienst van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. W.J. Bosma, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bloemhof" rust op het pand een woonbestemming.
Ingevolge artikel 1 van de Voorschriften tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepaling (hierna: de Voorschriften) is het verboden om gebouwen geheel of gedeeltelijk te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het bestemmingsplan gegeven bestemming en/of het volgens de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften uitsluitend toelaatbare gebruik.
2.2. Het dagelijks bestuur heeft aan het besluit van 22 januari 2009 ten grondslag gelegd dat het pand op 10 oktober 2008 in gebruik was ten behoeve van hennepteelt, hetgeen een overtreding oplevert van artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet.
Bij het besluit van 21 april 2009 heeft het overtreding van artikel 1 van de Voorschriften aan de ontmanteling ten grondslag gelegd. Het heeft voorts [wederpartij] als overtreder aangemerkt, omdat deze zijn zorgplicht ten aanzien van het pand niet is nagekomen, nu hij geen sluitende administratie heeft gevoerd en zich onvoldoende over het gebruik van het pand heeft geïnformeerd. Als sluitende administratie merkt het een getekende huurovereenkomst met een kopie van het legitimatiebewijs van de huurder, bewijzen van betaling per bank van de huur door de huurder en een kopie van een loonstrook van de huurder aan. [wederpartij] heeft geen kopie van een loonstrook van de huurder en geen bewijzen van betaling per bank van huur door deze huurder overgelegd, aldus het dagelijks bestuur.
2.3. De rechtbank heeft het besluit van 21 april 2009 vernietigd, omdat [wederpartij] naar haar oordeel voldoende onderzoek naar de identiteit van de huurder heeft gedaan en een toereikende administratie heeft gevoerd. Daartoe heeft zij in aanmerking genomen dat [wederpartij] zich bij de verhuur heeft laten bijstaan door een professioneel bemiddelingsbureau en hij een verhuurdersverklaring heeft opgesteld ten behoeve van de inschrijving van de huurder in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: gba). Voorts heeft de huurder volgens haar op verzoek van [wederpartij] een ondertekende werkgeversverklaring en een kopie van zijn paspoort overgelegd en komt de daarop geplaatste handtekening grotendeels overeen met die op de huurovereenkomst. Verder heeft zij in aanmerking genomen dat de van de huurder ontvangen huurgelden op een Postbankrekening zijn geadministreerd en [wederpartij] de huurovereenkomst na de ontmanteling met onmiddellijke ingang heeft opgezegd.
Ook heeft zij overwogen dat het dagelijks bestuur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat [wederpartij] zich onvoldoende van het gebruik van de woning op de hoogte heeft gesteld. [wederpartij] heeft volgens haar aannemelijk gemaakt dat de huurder de eerste huurder van het pand was na grondige renovatie ervan en de huur tijdig betaalde. Hij heeft bij visuele inspectie van het pand van buitenaf geen aanwijzing voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij gevonden en geen klachten van omwonenden ontvangen, aldus de rechtbank.
2.4. Het dagelijks bestuur klaagt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat het van [wederpartij] vier documenten heeft verlangd om te beoordelen of de administratie in orde is, te weten een huurovereenkomst, een kopie van een identiteitsbewijs van de huurder, een afschrift van de inschrijving in de gba en een salarisstrook. Als de gegevens op deze documenten niet overeenkomen, vormt dat volgens hem aanleiding om nader onderzoek in te stellen. Omdat [wederpartij] in dit geval geen salarisstrook van de huurder en geen afschrift van inschrijving in de gba in zijn administratie had opgenomen, was de door hem gevoerde administratie onvoldoende. Daar komt bij dat de huurpenningen steeds op het postkantoor werden gestort, hetgeen extra aandacht van de verhuurder vereist.
Ook heeft [wederpartij] zich onvoldoende op de hoogte gesteld van het gebruik dat van het pand werd gemaakt, terwijl het reeds vijftien maanden werd verhuurd, aldus het dagelijks bestuur.
2.5. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het dagelijks bestuur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat [wederpartij] onvoldoende administratie heeft gevoerd en onvoldoende onderzoek naar de huurder heeft gedaan. Hiertoe heeft zij terecht in aanmerking genomen dat [wederpartij] in zijn administratie een ondertekende werkgeversverklaring, een kopie van een identiteitsbewijs van de huurder en een door hem, ten behoeve van de inschrijving van de huurder in de gba opgestelde verhuurdersverklaring heeft opgenomen. Dat [wederpartij] geen afschrift van inschrijving in de gba van de huurder en een salarisstrook van de huurder heeft opgenomen, doet daaraan niet af, nu [wederpartij] niet wist dat hij deze documenten volgens het dagelijks bestuur in zijn administratie zou moeten opnemen en dat ook niet hoefde te weten, aangezien het dagelijks bestuur dit niet vóór het aangaan van de huurovereenkomst aan hem kenbaar had gemaakt. Dat de huurpenningen per kasstorting werden betaald, leidt, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, evenmin tot dat oordeel, nu de ontvangst van de huurpenningen regelmatig is geadministreerd. Hoewel het dagelijks bestuur terecht aanvoert dat betaling van de huur per kas om extra waakzaamheid van de verhuurder kan vragen, bestond in dit geval onvoldoende aanleiding op die enkele grond te oordelen dat [wederpartij] onvoldoende onderzoek naar het gebruik van het pand heeft gedaan.
Voorts heeft de rechtbank terecht en op goede gronden door [wederpartij] aannemelijk gemaakt geacht dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. Hij heeft onweersproken gesteld dat hij het pand zeker één keer per maand van buiten heeft geïnspecteerd, doch de huurder ongeveer anderhalve meter achter het raam dat uitzicht geeft op de straatzijde een wand had geplaatst, waardoor de hennepkwekerij van buitenaf niet kon worden waargenomen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord een griffierecht van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2010