201001271/1/R3.
Datum uitspraak: 17 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Beek,
verweerder.
Bij besluit van 12 november 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Keutelbeek - fase 1a" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2010, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.J.S. Verjans, P.P.G. Janssen en ing. S.G.J. van Eck, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan is gericht op het eerste deel van het tracé van de ontkluizing van de Keutelbeek door de kern Beek.
2.2. [appellant] betoogt dat de ligging, breedte en diepte van de beek afbreuk doen aan de (verkeers)veiligheid en de parkeermogelijkheden in de Gundelfingenstraat en de toegankelijkheid van de daar gelegen percelen, nu de weg smaller wordt door de ontkluizing van de beek ter plaatse.
Voorts voert [appellant] aan dat de dwarsprofielen van het tracé ten onrechte niet op de verbeelding zijn opgenomen. Gelet hierop zijn uitvoeringsvarianten en maatvoeringen mogelijk die volgens hem afbreuk doen aan de veiligheid van bewoners en gebruikers van de Gundelfingenstraat.
2.2.1. Aan het gehele tracé van de te ontkluizen Keutelbeek is op de verbeelding de bestemming "Gemengd" toegekend. Ingevolge artikel 3.1, aanhef en eerste lid, van de planregels zijn ter plaatse zowel verkeersvoorzieningen, zoals wegen, paden en inritten, als water toegestaan. Hierdoor is het zowel mogelijk om het gehele tracé te ontkluizen, zoals de raad beoogt, als deze vrijwel geheel te overkluizen. Het volgens artikel 3.1, aanhef en tweede lid, te voeren terughoudende beleid met betrekking tot de realisatie van nieuwe overkluizingen van de Keutelbeek is niet neergelegd in bindende planregels. Het aanlegvergunningenstelsel zoals neergelegd in artikel 3.5 verbiedt uitsluitend een gehele overkluizing van watergangen. Beide bepalingen staan, anders dan de raad meent, derhalve niet in de weg aan overkluizing van een zeer groot deel van het tracé.
Bij de beoordeling van de gevolgen van het plan moet in beginsel worden uitgegaan van hetgeen het plan maximaal mogelijk maakt. Uit het voorgaande volgt dat het plan sterk uiteenlopende uitvoeringen mogelijk maakt. Het plan is op dit punt niet in overeenstemming met het doel van het plan tot ontkluizing van de Keutelbeek.
Voorts is ingevolge artikel 3.2, tweede lid, per bouwperceel een inrit met een maximum breedte van 3,50 m toegestaan, zodat een inrit op ieder bouwperceel mogelijk is, met uitsluitend de beperking dat het over de gehele lengte overkluizen van de watergang niet is toegestaan. Dit is evenmin in overeenstemming met hetgeen de raad blijkens de plantoelichting heeft beoogd, namelijk de bestaande inritten op te nemen in het plan.
Gelet op het voorgaande is het besluit niet in overeenstemming met hetgeen de raad bij de vaststelling van het plan voor ogen heeft gehad. Het besluit is dan ook genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
2.3. In reactie op de stelling van [appellant] dat de dwarsprofielen van het tracé niet op de verbeelding zijn opgenomen, heeft de raad naar voren gebracht dat bij de eerste terinzagelegging abusievelijk niet de door de raad vastgestelde verbeelding ter inzage is gelegd. Met ingang van 15 april 2010 is volgens de raad het vastgestelde plan, inclusief de verbeelding met dwarsprofielen, alsnog ter inzage gelegd. Deze verbeelding is aan de Afdeling overgelegd, evenals de door [appellant] bedoelde verbeelding zonder dwarsprofielen. Hieruit is gebleken dat van het plan twee verschillende gewaarmerkte verbeeldingen bestaan.
De Afdeling stelt vast dat, nu in artikel 3 van de planregels naar de op de verbeelding aangegeven dwarsprofielen wordt verwezen, door de verschillen tussen de twee gewaarmerkte verbeeldingen onduidelijk is welke verbeelding bij het bestreden besluit is vastgesteld en daarmee of een bij de uitvoering in acht te nemen dwarsprofiel van toepassing is. De Afdeling acht dit uit een oogpunt van rechtszekerheid niet aanvaardbaar. Het bestreden besluit is in zoverre tevens genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
2.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel alsmede het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met deze beginselen dient te worden vernietigd.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Beek van 12 november 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Keutelbeek - fase 1a";
III. gelast dat de raad van de gemeente Beek aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Van der Heijden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2010