201001509/1/T1/H1.
Datum uitspraak: 17 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1] en anderen, wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2] en anderen, wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 4 februari 2010 in zaken nrs. 09/967, 09/966, 10/3 en 10/4 in het geding tussen:
[appellant sub 1] en anderen,
[appellant sub 2] en anderen
het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze.
Bij besluit van 26 november 2009 heeft het college aan de stichting Stichting Jade ontheffing verleend voor de opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen op het perceel Broek 40 te Gieterveen.
Bij uitspraak van 4 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, de door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen (hierna tezamen: [appellanten]) daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2010, waar [appellanten], in persoon van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], en het college, vertegenwoordigd door T. Bruinings, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is verschenen Stichting Jade, vertegenwoordigd door mr. H.R. Eising, advocaat te Assen. Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.
2.1. Ingevolge artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State (hierna: de WRvS), kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.2. Het gebruik van het perceel ten behoeve van de opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen (lees: alleenstaande minderjarige vreemdelingen; hierna: amv's) is in strijd met de bestemming "Verblijfsrecreatieve Doeleinden" die ingevolge het bestemmingsplan "Gieterveen dorp 2005" ter plaatse op het perceel rust. Om dat gebruik toch mogelijk te maken, heeft het college krachtens artikel 3.23, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), gelezen in verbinding met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) ontheffing verleend.
2.3. [appellanten] betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat Stichting Jade het college heeft verzocht toepassing te geven aan artikel 3.22 van de Wro en dat het college de aanvraag aldus had moeten beoordelen. Volgens [appellanten] is het college, door ontheffing te verlenen op grond van artikel 3.23, eerste lid, van de Wro, ten onrechte voorbij gegaan aan de aanvraag.
2.3.1. Bij brief van 18 augustus 2009 heeft Stichting Jade het college verzocht om medewerking te verlenen aan het opvangen van 24 amv's in de groepsaccommodatie "De Broekse Hoeve" voor een periode van vooralsnog twee jaren. Zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, kan hieruit niet worden afgeleid dat Stichting Jade het college slechts heeft verzocht om toepassing te geven aan artikel 3.22, eerste lid, van de Wro en heeft het college de aanvraag mogen aanmerken als een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 3.23, eerste lid, van de Wro. Het betoog faalt dan ook.
2.4. [appellanten] betogen voorts dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid ontheffing heeft kunnen verlenen voor een wijziging van het gebruik van het perceel op grond van artikel 3.23 van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro.
2.4.1. Bij brief van 26 november 2009 heeft het college gereageerd op de door [appellanten] ingediende zienswijze tegen het voornemen om mee te werken aan het verzoek van Stichting Jade om ontheffing te verlenen. In die brief is vermeld dat de ontheffing is verleend voor het opvangen van maximaal 24 amv's in het gedeelte van De Broekse Hoeve dat 'de Paardenstallen' wordt genoemd.
Bij besluit van 26 november 2009 heeft het college aan Stichting Jade echter ontheffing verleend voor de opvang van amv's op het perceel Broek 40 te Gieterveen, zonder daarbij aan te geven op welk gedeelte van de op het perceel gelegen panden de verleende ontheffing ziet en hoeveel amv's maximaal mogen worden opgevangen.
Nu, zoals het college ter zitting te kennen heeft gegeven en in voormelde reactie is vermeld, met het besluit van 26 november 2009 uitsluitend is beoogd ontheffing te verlenen voor het opvangen van maximaal 24 amv's in het gedeelte van De Broekse Hoeve dat 'de Paardenstallen' wordt genoemd, heeft het college, door ontheffing te verlenen voor de opvang van amv's op het perceel Broek 40 te Gieterveen, in strijd met de vereiste zorgvuldigheid, zoals het ter zitting bij de Afdeling heeft erkend, een verderstrekkend besluit genomen dan is beoogd.
2.5. [appellanten] betogen tevergeefs dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op hun betoog dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft gemotiveerd, zij het summier, waarom de door [appellanten] aangevoerde argumenten dat er overlast wordt gevreesd en het leven in het dorp, gelet op angst voor de gedragingen van de amv's, aanzienlijk zal wijzigen geen doel treffen en is daarmee ingegaan op hun beroepsgrond.
2.6. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college op de voet van artikel 49, zesde lid, van de WRvS op te dragen het in 2.4.1 vermelde gebrek in het besluit op bezwaar te herstellen. Het college dient hiertoe in het besluit uitdrukkelijk te vermelden waar de ontheffing voor wordt verleend, door het gedeelte van de op het perceel gelegen panden waarop de ontheffing ziet en het aantal amv's dat maximaal mag worden opgevangen, te duiden. Hiertoe wordt een termijn gesteld van zes weken na verzending van deze uitspraak.
2.7. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze op om binnen zes weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- uitdrukkelijk te vermelden waar de ontheffing voor wordt verleend, door het gedeelte van de op het perceel gelegen panden waarop de ontheffing ziet en het aantal amv's dat maximaal mag worden opgevangen, te duiden;
- het herstelde dan wel vervangende besluit aan de Afdeling toe te zenden.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2010