ECLI:NL:RVS:2010:BO4214

Raad van State

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909925/1/T1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan Sorghvliet en de wijziging van de bestemming van een perceel in Veendam

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 17 november 2010, wordt het besluit van de raad van de gemeente Veendam om het bestemmingsplan "Sorghvliet" vast te stellen, onder de loep genomen. Het bestemmingsplan, vastgesteld op 28 september 2009, heeft geleid tot een wijziging van de bestemming van een perceel van de appellante, die eerder de bestemming "Detailhandel" had, naar "Maatschappelijk". De appellante heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat deze wijziging haar gebruiksmogelijkheden van het perceel aanzienlijk beperkt en onvoldoende is onderbouwd door de raad.

De Raad van State overweegt dat de raad op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden kan vaststellen. De appellante heeft haar beroepsgronden inzake de omvang van het bouwvlak ingetrokken, maar blijft bij haar standpunt dat de wijziging van de bestemming niet gerechtvaardigd is. De raad stelt dat de bestemming "Detailhandel" in strijd is met de detailhandelvisie en dat een supermarkt op de locatie niet levensvatbaar is, omdat eerdere supermarkten daar failliet zijn gegaan.

De Raad van State concludeert dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de nieuwe bestemming "Maatschappelijk" beter past en dat de belangen van de appellante bij ruime ontwikkelingsmogelijkheden onvoldoende zijn betrokken. De Afdeling draagt de raad op om binnen drie maanden het besluit te herstellen door een afweging te maken van de betrokken belangen en het besluit toereikend te motiveren, of het besluit te wijzigen door een andere planregeling vast te stellen. De einduitspraak zal later worden gedaan over de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

200909925/1/T1/R1.
Datum uitspraak: 17 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Veendam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Sorghvliet" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2009, beroep ingesteld. [appellante] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 19 januari 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en [directeur], en de raad, vertegenwoordigd door ing. H.J. Smaal, wethouder bij de gemeente, en P.M. Emmelkamp-de Raad, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State (hierna: WRvS), voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch planologische regeling voor de wijk Sorghvliet in Veendam. Het geldende bestemmingsplan is herzien om zodoende aan te sluiten bij de andere, tevens veelal herziene, bestemmingsplannen in de gemeente Veendam. Enkele veranderingen in het bestemmingsplan zijn hiervan het gevolg.
2.3. Ter zitting heeft [appellante] haar beroepsgronden inzake de omvang van het bouwvlak ingetrokken.
2.4. [appellante] betoogt dat de raad ten onrechte de bestemming "Detailhandel" die rustte op haar perceel, [locatie], heeft veranderd in de bestemming "Maatschappelijk". Zij voert daartoe aan dat deze bestemming een beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel met zich brengt. [appellante] voert aan dat de raad niet voldoende heeft onderbouwd waarom een bestemming die voorziet in een supermarkt, in strijd is met het integrale gemeentebeleid en waarom een supermarkt op haar perceel niet levensvatbaar is. Ten slotte voert zij aan dat de raad onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de bestemming "Maatschappelijk" op dit perceel beter past dan een woon- of bedrijfsbestemming. In dat verband geeft [appellante] aan dat vooraf geen overleg met haar is geweest over de bestemmingsplanwijziging.
2.5. De raad stelt zich op het standpunt dat een bestemming ten behoeve van een supermarkt in strijd is met de detailhandelvisie en een supermarkt niet levensvatbaar is, omdat verschillende supermarkten op die locatie failliet zijn gegaan. De detailhandelvisie biedt de mogelijkheid van uitruil van vloeroppervlakte, hetgeen nader besproken kan worden. De raad acht het niet opportuun om een ruimere bestemming dan de bestemming "Maatschappelijk" te geven. De raad voert als reden voor de gekozen bestemming aan dat er een specifiek verzoek van een dansschool was om zich daar te vestigen. Bovendien maakt de bestemming ook een gezondheidscentrum in het kader van een zogenoemde woonzorgzone mogelijk, waarbij voorzieningen zoals huisartsen en apotheken in één gebouw gevestigd zijn.
2.6. Aan het perceel is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend en het heeft voor een gedeelte de aanduiding "horeca". Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:
a. maatschappelijke voorzieningen;
b. bestaande dienstwoningen;
c. (zorg)woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen";
c. (lees: d.) verkeer en verblijf;
d. (lees: e.) openbare nutsvoorzieningen;
e. (lees: f.) groenvoorzieningen en water;
en tevens voor:
g. bestaande horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca".
2.7. In de detailhandelvisie, opgesteld in juni 2001 door Droogh, Trommelen, Broekhuis, bureau voor Ruimtelijk Economisch Advies en Procesmanagement, staat dat op termijn wordt gestreefd naar een zo compleet mogelijk pakket dagelijkse voorzieningen op wijkniveau. Om dit te handhaven is het gewenst het draagvlak voor deze voorzieningen zo groot mogelijk te houden. In algemene zin kan dit door het nemen van de volgende maatregelen: het kwalitatief en zo mogelijk kwantitatief versterken van het aanbod in levensvatbare wijkcentra en het tegengaan van concurrerende ontwikkelingen buiten de te handhaven wijkcentra.
2.8. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Ten tijde van de vaststelling van het plan was het pand van [appellante] niet in gebruik voor een supermarkt en stond het leeg. Niet in geschil is dat [appellante] door het plan in haar ontwikkelingsmogelijkheden van het perceel wordt beperkt. Gelet op de ligging van het perceel buiten het winkelcentrum van de wijk Sorghvliet heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de toekenning van de bestemming "Detailhandel" voor het perceel in strijd zou zijn met de detailhandelvisie.
Toen [appellante] het perceel in maart 2009 voor de terinzagelegging van het ontwerp kocht, had het nog de bestemming "Detailhandel", hetgeen ook de reden was dat zij overging tot de aanschaf van het perceel. De raad heeft bij het veranderen van de bestemming van dit perceel naar "Maatschappelijk" de belangen van [appellante] bij ruime ontwikkelingsmogelijkheden onvoldoende betrokken. De door de raad gestelde mogelijkheid tot uitruil van gronden is dermate onzeker dat deze buiten beschouwing dient te worden gelaten. De Afdeling is van oordeel dat de raad met het standpunt dat hij het niet opportuun acht om een ruimere bestemming dan de bestemming "Maatschappelijk" toe te kennen, niet heeft gemotiveerd waarom de bestemming "Maatschappelijk" strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en of verwezenlijking van deze bestemming mogelijk is. De ter zitting gegeven motivering dat ter plaatse een gezondheidscentrum zou kunnen worden gevestigd dan wel dat er belangstelling van een dansschool bestaat, is daartoe ontoereikend nu een en ander onvoldoende is onderbouwd.
2.9. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. Het besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.10. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de WRvS op te dragen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 2.8 alsnog een afweging te maken van alle betrokken belangen. Aan de hand van die afweging dient de raad het besluit van 28 september 2009 alsnog toereikend te motiveren, dan wel dat besluit, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb, te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. In het laatste geval dient het nieuwe besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.
2.11. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt de raad van de gemeente Veendam op om binnen drie maanden na de verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in 2.8. is overwogen:
1. het besluit van 28 september 2009, nummer 586d / SO, te herstellen door ten aanzien van het perceel van [appellante] een afweging te maken van de betrokken belangen en aan de hand van die afweging het besluit van 28 september 2009 in zoverre te heroverwegen door dit alsnog toereikend te motiveren dan wel dat besluit in zoverre te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;
2. de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2010
270-673.