ECLI:NL:RVS:2010:BO4223

Raad van State

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000376/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Vroonacker vastgesteld door de raad van de gemeente Hilvarenbeek

Op 22 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Hilvarenbeek het bestemmingsplan "Vroonacker" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Raad van State, welke zaak op 12 januari 2010 is ingekomen. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 8 oktober 2010, waar de appellant en de raad, vertegenwoordigd door M.L.W. Mulders, aanwezig waren. Ook Toekomstig Wonen Diessen, vertegenwoordigd door W. van Puijenbroek, was als partij gehoord. De zaak betreft de ontwikkeling van een nieuw woongebied ten westen van Diessen, tussen de Beekseweg en Westerwijk. De appellant betoogt dat zijn perceel weiland niet in het bestemmingsplan is opgenomen, ondanks toezeggingen dat dit zou worden onderzocht. De raad heeft echter gesteld dat er gesprekken zijn geweest over de mogelijkheden om het perceel van de appellant bij de woningbouwplannen te betrekken, maar dat dit niet mogelijk en niet wenselijk is. De raad heeft een ruimtelijke visie vastgesteld waarin de uitbreidingsmogelijkheden zijn onderzocht en geconcludeerd dat het plangebied tot en met 2015 in voldoende woningen voorziet. De appellant heeft ook aangevoerd dat het plan niet voorziet in een duidelijke ontsluiting aan de noordzijde van zijn perceel. De raad heeft echter gesteld dat het zandpad waar de appellant naar verwijst buiten het plangebied ligt en dat er geen beperking van de bereikbaarheid is. De Raad van State oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201000376/1/R3.
Datum uitspraak: 17 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Vroonacker" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2010, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2010, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door M.L.W. Mulders, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Toekomstig Wonen Diessen, vertegenwoordigd door W. van Puijenbroek.
2. Overwegingen
2.1. Het plan betreft de eerste fase van de ontwikkeling van een nieuw woongebied ten westen van Diessen, tussen de Beekseweg en Westerwijk.
2.2. [appellant] betoogt dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheid zijn perceel weiland achter de [locatie] in het plan op te nemen. Hij stelt dat hem is toegezegd dat dit onderzoek zou worden verricht. De enkele stelling dat het mogelijk noch wenselijk is het perceel bij het plan te betrekken, volstaat niet, aldus [appellant].
2.2.1. De raad stelt dat er gesprekken zijn geweest over de mogelijkheden om ter plaatse van het perceel van [appellant] te bouwen en daarbij is de verwachting gewekt dat serieus zou worden bezien of het perceel van [appellant] bij de woningbouwplannen kon worden betrokken. Volgens de raad is dit ook gebeurd. In 2008 is een ruimtelijke visie vastgesteld voor de westzijde van Diessen waarin de uitbreidingsmogelijkheden zijn onderzocht. Daarbij is gekeken naar de woningbehoefte en de capaciteit van het uit te breiden gebied. Gebleken is dat het betrekken van het perceel van [appellant] bij de eerste fase van Vroonacker niet mogelijk en niet wenselijk is. Het plangebied voorziet tot en met 2015 in voldoende woningen en is nu ruimtelijk een afgeronde eenheid, aldus de raad.
2.2.2. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
Niet gezegd kan worden dat de raad door de ruimtelijke visie, de woningbehoefte en capaciteit van het uit te breiden gebied bij zijn besluitvorming te betrekken, niet of onvoldoende heeft onderzocht of het perceel van [appellant] in het plan opgenomen kon worden. Evenmin kan gezegd worden dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
2.3. Voorts stelt [appellant] zich op het standpunt dat het plan ten onrechte niet voorziet in een duidelijke en verharde ontsluiting aan de noordzijde van zijn perceel; deze is althans niet op de verbeelding aangegeven. Hij vreest dat het bestaande, 4 m brede zandpad ten noorden van zijn perceel zal worden versmald tot 2 m. Dit is niet toereikend voor bijvoorbeeld een tractor of paardentrailer, aldus [appellant].
2.3.1. De raad heeft ter zitting gesteld dat het door [appellant] bedoelde zandpad buiten het plangebied ligt. Volgens de raad is er geen sprake van een beperking van de bereikbaarheid van de aan het pad gelegen percelen ten gevolge van het plan. Wel zijn er plannen om van het pad in de toekomst een langzaam verkeersroute te maken en wordt het hierbij wellicht gedeeltelijk verhard, aldus de raad. Ter zitting heeft de raad verder verzekerd dat op korte termijn geen wijzigingen aan het zandpad plaats zullen vinden.
2.3.2. Ter zitting is aan de hand van het overgelegde kaartmateriaal gebleken dat het door [appellant] bedoelde zandpad buiten het plangebied ligt. Het plan staat derhalve niet in de weg aan een deugdelijke ontsluiting van het perceel van [appellant].
2.4. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gezien voor het oordeel dat dit besluit voor zover het betreft de begrenzing van het plan anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2010
45-653.