ECLI:NL:RVS:2010:BO4860

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001426/1/R324
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • R.I.Y. Lap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan 'Locatie Mozaiek' door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant

Op 3 december 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant besloten tot goedkeuring van het wijzigingsplan 'Locatie Mozaiek, bestemmingsplan Woongebied Zuid-Oost', dat door het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk was vastgesteld op 6 oktober 2009. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, [appellant sub 1] en anderen, en [appellant sub 2], beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld op 25 oktober 2010, waarbij het college van gedeputeerde staten werd vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar.

De appellanten betogen dat het wijzigingsplan niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan, onder andere omdat de bouwstijl van de nieuwe woningen niet in overeenstemming zou zijn met de bestaande bebouwing. De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat het college van gedeputeerde staten zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de wijzigingsvoorwaarden zijn nageleefd. De Afdeling wijst erop dat de bouwstijl een welstandsaspect is en niet bindend is opgenomen in het wijzigingsplan.

Daarnaast voeren de appellanten aan dat het wijzigingsplan niet voldoende parkeergelegenheid biedt en dat de verlegging van de Lindeparklaan leidt tot verkeersonveilige situaties. De Afdeling oordeelt dat de bezwaren van de appellanten niet aannemelijk zijn gemaakt en dat het college van burgemeester en wethouders voldoende maatregelen heeft getroffen om aan de parkeernormen te voldoen. De Afdeling concludeert dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

201001426/1/R3.
Datum uitspraak: 24 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2009 heeft het college van gedeputeerde staten besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk bij besluit van 6 oktober 2009 vastgestelde wijzigingsplan "Locatie Mozaiek, bestemmingsplan Woongebied Zuid-Oost".
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 februari 2010, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2010, beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2010, waar het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, werkzaam bij de provincie, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college van gedeputeerde staten te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust daarnaast op het college van gedeputeerde staten de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college van gedeputeerde staten erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de ontwikkeling van twaalf woningen ter plaatse van een voormalige schoollocatie aan de Burgemeester Verwielstraat.
Beroep van [appellant sub 1] en anderen
Procedurele aspecten
2.3. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat het bestreden besluit niet aan alle medeondertekenaars van de zienswijzen is verzonden. Dit achten zij onzorgvuldig en in strijd met artikel 7:12, derde lid, van de Awb.
2.3.1. De beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
2.4. Daarnaast betogen [appellant sub 1] en anderen dat de definitieve versie van het beeldkwaliteitsplan ten onrechte is opgesteld na het verstrijken van de termijn voor het indienen van zienswijzen over het ontwerpwijzigingsplan, waardoor zij hierop niet hebben kunnen reageren.
2.4.1. Artikel 11 van de WRO noch de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Woongebied Zuid-Oost", die van toepassing zijn op het wijzigingsplan en de totstandkoming daarvan, voorzien in een plicht om ten behoeve van het wijzigingsplan een beeldkwaliteitsplan op te stellen. Het beeldkwaliteitsplan maakt daarom geen bindend onderdeel uit van het wijzigingsplan. De bezwaren van [appellant sub 1] en anderen op dit punt kunnen dan ook niet in deze procedure aan de orde komen.
Materiële aspecten
2.5. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat het wijzigingsplan niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan "Woongebied Zuid-Oost", omdat de afwijkende bouwstijl van de zogenoemde directeursvilla de aanwezige samenhang verstoort. Volgens hen blijkt uit het beeldkwaliteitsplan dat het gebouw niet in jaren 30-stijl zal worden uitgevoerd.
2.5.1. Het plangebied is in het bestemmingsplan "Woongebied Zuid-Oost" bestemd voor "Maatschappelijke doeleinden (M)" en "Verkeersdoeleinden (V)". Ingevolge artikel 22, vierde en zesde lid, van de voorschriften van dat plan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd deze bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Woondoeleinden (W)" met inachtneming van onder meer het bepaalde in artikel 23. In artikel 23, eerste lid, onder c, van de planvoorschriften is bepaald dat nieuwe woningen dienen te passen in het bestaande bebouwingspatroon en de aanwezige samenhang niet mogen verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan dat het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn.
2.5.2. Het bepaalde in artikel 23 van de planvoorschriften waarborgt dat de beoogde woningen wat betreft hun ruimtelijke eigenschappen passen in de omgeving. De te hanteren bouwstijl van de woningen betreft echter een welstandsaspect. In een bestemmingsplan kunnen in beginsel geen welstandsaspecten worden opgenomen. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd, behoefde het college van gedeputeerde staten geen aanleiding te zien om de wijzigingsvoorwaarde genoemd in artikel 23, eerste lid, onder c, van de planvoorschriften zo uit te leggen dat hieronder ook de te hanteren bouwstijl van nieuwe woningen moet worden verstaan. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat in zoverre niet aan voormelde wijzigingsvoorwaarde is voldaan.
2.6. Voorts betogen [appellant sub 1] en anderen dat het wijzigingsplan niet in voldoende parkeergelegenheid voorziet. In dit verband voeren zij allereerst aan dat de omwonenden geen parkeergelegenheid op eigen terrein hebben en daarom afhankelijk zijn van openbare parkeerplaatsen. Volgens hen zal het huidige gebrek aan parkeerplaatsen verergeren nu door het plan acht openbare parkeerplaatsen komen te vervallen. Onduidelijk is of aan de Lindeparklaan voldoende vervangende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. In dit verband stellen [appellant sub 1] en anderen dat de vervangende parkeergelegenheid door de aanleg van een brug en de verplaatsing van de acht parkeerplaatsen de dichtstbijzijnde gratis parkeergelegenheid bij het centrum zal worden. Ook voeren [appellant sub 1] en anderen aan dat de vervangende parkeerplaatsen mogelijk niet bereikbaar zijn vanaf de Burgemeester Canterslaan. [appellant sub 1] en anderen voeren daarnaast aan dat onvoldoende parkeergelegenheid bij de voorziene woningen kan worden gerealiseerd om aan de geldende parkeernormen te kunnen voldoen.
2.6.1. Naast de voormalige schoollocatie aan de zijde van de Lindeparklaan liggen acht parkeerplaatsen. Ter zitting is gebleken dat deze parkeerplaatsen zijn aangelegd ten behoeve van de school, maar dat de parkeerplaatsen als openbare parkeerplaatsen in gebruik zijn, onder meer door de omwonenden. [appellant sub 1] en anderen hebben evenwel niet aannemelijk gemaakt dat de parkeerdruk in de directe omgeving van het plangebied op een onaanvaardbare wijze zal toenemen door het vervallen van de acht parkeerplaatsen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het plan voorziet in de mogelijkheid om parkeerplaatsen aan te leggen langs de Lindeparklaan, en dat het college van burgemeester en wethouders heeft verklaard dat hier vervangende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Evenmin acht de Afdeling aannemelijk dat de ligging van de parkeerplaatsen in de nabijheid van het centrum zal leiden tot een toename van de parkeerdruk. Hiertoe wordt overwogen dat [appellant sub 1] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de aanleg van een brug een concrete ontwikkeling is waarmee het college van burgemeester en wethouders bij de totstandkoming van het wijzigingsplan rekening had moeten houden. Daarnaast wordt in aanmerking genomen dat de vervangende parkeerplaatsen op dezelfde afstand van het centrum zullen worden aangelegd als de huidige acht openbare parkeerplaatsen.
Voor zover [appellant sub 1] en anderen vrezen dat de verlegde Lindeparklaan niet wordt aangesloten op de Burgemeester Canterslaan, wordt overwogen dat het plan in deze aansluiting voorziet. Of deze aansluiting daadwerkelijk gerealiseerd zal worden betreft een aspect dat geen betrekking heeft op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
2.6.2. In het rapport 'Parkeernormen bij nieuwbouw, parkeernormen en parkeerfonds' van 27 maart 2007 van de gemeente Oisterwijk is vermeld dat de parkeercapaciteit dient te voldoen aan de daarin vermelde parkeernormen, waarbij is aangesloten bij de parkeernormen zoals aanbevolen door het Nationale Kennisplatform voor Infrastructuur, Verkeer, Vervoer en Openbare ruimte, in de CROW-publicatie 182.
Aan de gronden in het plangebied zijn de bestemmingen "Woondoeleinden (W)", "Verkeersdoeleinden (V)" en "Groenvoorzieningen" toegekend. In artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, van de planvoorschriften van het bestemmingplan "Woongebied Zuid-Oost" is bepaald dat de gronden met de bestemming "Woondoeleinden (W)" zijn bestemd voor bijbehorende verkeersvoorzieningen. Dit betekent dat binnen de bestemmingsvlakken met de bestemming "Woondoeleinden (W)" parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd. Daarnaast is in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften bepaald dat de gronden met de bestemming "Verkeersdoeleinden (V)" zijn bestemd voor parkeerplaatsen. Gelet op het aantal woningen dat het wijzigingsplan mogelijk maakt en de binnen het plangebied beschikbare ruimte voor het realiseren van parkeerruimte, is naar het oordeel van de Afdeling genoegzaam gebleken dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid kan worden aangelegd om in de door het plan gecreëerde behoefte te kunnen voldoen. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat in artikel 6, derde lid, van de planvoorschriften is voorzien in de mogelijkheid om op de gronden met de bestemming "Groenvoorzieningen (G)" parkeerplaatsen aan te leggen, als daarvoor een aanlegvergunning wordt verstrekt.
2.7. [appellant sub 1] en anderen voeren voorts aan dat het gemeentebestuur ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de verlegging van de Lindeparklaan in westelijke richting. Zij betogen dat de verlegging van de Lindeparklaan zal leiden tot verkeersonveilige situaties, omdat de Lindeparklaan ter hoogte van een slagerij op de Burgemeester Canterslaan zal worden aangesloten. Volgens hen treden thans verkeersonveilige situaties op vanwege het laden en lossen van goederen.
2.7.1. Volgens het college van burgemeester en wethouders is het aantal verkeersbewegingen vanwege de beoogde woningen lager dan het aantal verkeersbewegingen vanwege de voormalige school. De Afdeling acht deze stelling aannemelijk gezien het beperkte aantal voorziene woningen. Daarnaast hebben [appellant sub 1] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de verlegging van de Lindeparklaan ter hoogte van de slagerij aan de Burgemeester Canterslaan zal leiden tot onveilige verkeerssituaties. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de slagerij aan de overzijde van de Burgemeester Canterslaan is gevestigd, waar zich parkeerplaatsen en een stoep bevinden. Gelet op het vorenstaande heeft het college van gedeputeerde staten zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verlegging van de Lindeparklaan in westelijke richting niet zal leiden tot verkeersonveilige situaties.
2.8. [appellant sub 1] en anderen hebben zich voor het overige in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van hun zienswijzen.
In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 1] en anderen hebben geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
2.9. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college van gedeputeerde staten zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beroep van [appellant sub 2]
2.11. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" naast zijn woning aan de [locatie]. Hij betoogt dat het toegelaten aantal woningen van zes niet past bij de stedenbouwkundige structuur van de omgeving. Daarnaast voorziet het wijzigingsplan volgens hem ten onrechte in de mogelijkheid om de beoogde woningen op korte afstand van zijn perceel te bouwen, wat leidt tot een onaanvaardbare aantasting van zijn privacy. Volgens [appellant sub 2] past het beter in de omgeving om maximaal vier woningen toe te staan. Bij dit aantal kunnen de woningen ook verder van zijn achtertuin worden gesitueerd.
2.11.1. De bebouwing in de omgeving van het bestreden plandeel, met name de bebouwing aan de Burgemeester Canterslaan, bestaat grotendeels uit vrijstaande woningen die op geringe afstand van elkaar liggen. Gelet op de beschikbare ruimte voor woningen binnen het bestreden plandeel heeft het college van gedeputeerde staten zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het toegelaten aantal van zes vrijstaande woningen binnen dit plandeel in de stedenbouwkundige structuur van de omgeving past.
2.11.2. Ingevolge artikel 6, derde lid, onder j, van de planvoorschriften bedraagt de afstand tussen de voorziene woningen en de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m. Gelet op deze bepaling zal de afstand van de voorziene woningen tot de woning van [appellant sub 2] gelet op de plankaart minimaal 10 m bedragen. Daarnaast bedraagt de maximaal toegelaten goothoogte 6 m. Voorts grenst de westzijde van het perceel van [appellant sub 2] momenteel aan de Lindeparklaan. Gelet op de aan te houden afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en de maatvoering van de voorziene woningen, en gezien de huidige ligging van de woning van [appellant sub 2] aan de Lindeparklaan en in een woonwijk, heeft het college van gedeputeerde staten de aantasting van de privacy van [appellant sub 2] niet onevenredig nadelig behoeven te achten.
2.11.3. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college van gedeputeerde staten zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010
288-618.