ECLI:NL:RVS:2010:BO4862

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000456/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Locatie Holtkampschool en de gevolgen voor omwonenden

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Locatie Holtkampschool" dat op 22 oktober 2009 door de raad van de gemeente Goes is vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld in brieven van 29 april 2010 en 7 oktober 2010. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 10 november 2010, waar de appellant werd bijgestaan door mr. C.R. Jansen en de raad werd vertegenwoordigd door ing. R.D.J. Lemmens.

De appellant verzet zich tegen de bouw van patiowoningen naast zijn perceel, waarbij hij aanvoert dat het gemeentebestuur eerder heeft beloofd dat er geen woningen op het naastgelegen groen zouden komen. Hij stelt dat de toegangsweg niet geschikt is voor de verwachte toename van verkeer en dat er onvoldoende parkeerruimte is. Daarnaast vreest hij voor wateroverlast en een afname van zijn woongenot door verlies van privacy en uitzicht.

De raad van de gemeente Goes verdedigt het bestemmingsplan door te stellen dat er bij de ontwikkeling van het plan verschillende varianten zijn overwogen en dat de verkeers- en parkeerproblemen niet zullen optreden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de raad het plan niet in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft vastgesteld en dat de bezwaren van de appellant niet zo ernstig zijn dat deze ondergeschikt moeten worden geacht aan de belangen van de woningbouw. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201000456/1/R2.
Datum uitspraak: 24 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Goes,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Locatie Holtkampschool" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brieven van 29 april 2010 en 7 oktober 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, en de raad, vertegenwoordigd door ing. R.D.J. Lemmens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de realisatie van patiowoningen, alsmede een groenvoorziening en verkeersdoeleinden in de wijk Goese Polder in Goes.
2.2. Het bezwaar van [appellant] richt zich tegen het naast zijn perceel voorziene blok patiowoningen. [appellant] voert aan dat het gemeentebestuur heeft toegezegd dat er op het naast zijn woning gelegen groen geen woningen gebouwd zouden worden en dat het tijdelijke noodlokaal geen voorbode van verdere bebouwing zou zijn. Tevens voert [appellant] aan dat het gemeentebestuur heeft verklaard dat, zoals eveneens door de rechter is bevolen, het voormalige trapveldje terug zou komen.
[appellant] voert daarnaast aan dat de toegangsweg naar de geplande woningen niet is ingericht om meer verkeer te kunnen verwerken en er onvoldoende parkeerruimte beschikbaar is. Bovendien zal de toename van het verkeer de veiligheid van spelende kinderen in gevaar brengen.
Daarnaast is [appellant] van mening dat er een betere locatie is om de woningen te realiseren. Het opofferen van het groen is bovendien in strijd met het "Masterplan Goese Polder". Verder voert [appellant] aan dat het plan wateroverlast zal veroorzaken bij hevige regenval aangezien een deel van de vijver en afwateringssloot gedempt zal worden.
[appellant] voert aan dat zijn woongenot door de bouw van de woningen zal afnemen door aantasting van zijn privacy, verlies van vrij uitzicht en geluidsoverlast.
2.3. De raad stelt dat veranderde inzichten er voor gezorgd hebben dat het ruimtelijk beleid een andere weg is ingeslagen. Verder is op grond van voortschrijdend inzicht besloten dat het trapveldje niet terugkomt.
Voorts stelt de raad dat bij de ontwikkeling van het plan een groot aantal varianten is bestudeerd om te komen tot een plan dat zowel tot een minimale overlast en invloed op de omgeving leidt als zorgt voor een optimale nieuwe woonomgeving en groenstructuur. Daarnaast stelt de raad geen verkeers- en parkeerproblemen te verwachten.
Verder stelt de raad dat er geen sprake zal zijn van extra wateroverlast aangezien er een nieuwe sloot gegraven zal worden voor de afvoer van water.
2.4. Met betrekking tot het betoog van [appellant] dat de gerechtvaardige verwachting is gewekt dat op het zuidelijk plandeel geen bebouwing zal worden gerealiseerd, stelt de Afdeling voorop dat de raad het beslissingsbevoegde orgaan is ter zake van het geven van bestemmingen aan gronden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat het zuidelijke plandeel niet bebouwd zal worden. Voorts dient er rekening mee gehouden te worden dat ruimtelijke inzichten en beleid aan verandering onderhevig zijn. Zo kunnen in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen. De Afdeling komt derhalve tot het oordeel dat er geen grond bestaat om aan te nemen dat de raad het plan in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft vastgesteld.
2.5. Het betoog van [appellant] dat het gemeentebestuur op grond van een rechterlijke uitspraak gehouden is het trapveldje op dezelfde plaats terug te plaatsen kan niet slagen, nu uit bedoelde uitspraak slechts blijkt dat de noodlokalen een tijdelijk karakter hebben. Uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad op grond van de bedoelde rechterlijke uitspraak, of op enige andere wijze, gehouden is het trapveldje op dezelfde plek terug te brengen.
2.6. Met betrekking tot het betoog van [appellant] dat de toename van verkeer in de Marshallstraat als gevolg van de woningen zal leiden tot geluidsoverlast, afname van de veiligheid van spelende kinderen en een onwenselijke verkeerssituatie overweegt de Afdeling het volgende. De raad heeft de verwachting uitgesproken dat de voorziene woningen tot een toename van de verkeersintensiteit met niet meer dan 40 motorvoertuigen per etmaal zal leiden. Deze verwachting is, nu het gaat om acht woningen, niet onaannemelijk. De Afdeling is van oordeel dat de raad deze toename, en de daaruit voortvloeiende gevolgen, in redelijkheid beperkt heeft mogen achten.
Verder blijkt uit de stukken dat wordt beoogd één parkeerplaats op het eigen erf van de nieuw te bouwen woningen aan te leggen en voorts om te voorzien in extra parkeergelegenheden langs de Marshallstraat. Het plan voorziet ook in die mogelijkheden.
De Afdeling is op grond van het voorgaande van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet tot ernstige verkeers- en parkeerproblemen zal leiden.
2.7. Aangaande het betoog van [appellant] dat er een geschiktere locatie is voor de patiowoningen overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
De raad heeft aangegeven dat het gekozen alternatief leidt tot zowel een minimale overlast en invloed op de omgeving als zorgt voor een optimale nieuwe woonomgeving en groenstructuur. Het door [appellant] voorgestelde alternatief om de woningen op de plaats van de noodlokalen te bouwen acht de raad minder wenselijk omdat de nieuwe woningen in dat geval niet aansluiten op de bestaande woningen. Ook zou een losliggend bouwblok leiden tot meer versnippering van het groengebied, meer visuele hinder en meer verharding ten behoeve van de ontsluiting. De Afdeling acht dit standpunt van de raad niet onredelijk.
2.8. Met betrekking tot het opofferen van het groen overweegt de Afdeling dat niet gebleken is dat de totale omvang van de groenvoorzieningen in het plangebied afneemt. Weliswaar zal een deel van de groenvoorziening verdwijnen door de voorziene woningen, maar anderzijds zal een gedeelte van de gronden waarop de noodlokalen en het voormalige schoolplein zich bevonden weer als groenvoorziening ingericht worden.
2.9. Aangaande de gevreesde wateroverlast blijkt uit de plantoelichting dat de afname van de bergings- en afvoercapaciteit door het dempen van een deel van de vijver en een sloot gecompenseerd zal worden door het graven van een nieuwe sloot. De raad heeft gesteld dat gelet hierop de bergings- en afvoercapaciteit gelijk zal blijven. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat deze stelling onjuist moet worden geacht.
2.10. Met betrekking tot het verlies aan uitzicht en privacy neemt de Afdeling in aanmerking dat de woning van [appellant] gelegen is in een stedelijke omgeving. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de aantasting van privacy en uitzicht van [appellant] niet onaanvaardbaar kunnen worden geacht.
2.11. De Afdeling komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat niet ontkend kan worden dat het plan bezwaren voor [appellant] met zich brengt. Niet aannemelijk is evenwel geworden dat deze bezwaren zo ernstig zijn dat de raad die niet ondergeschikt heeft kunnen achten aan de met de voorziene woningbouw gediende belangen.
2.12. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. De Rooy
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010
59-674.