ECLI:NL:RVS:2010:BO4874

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907548/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • J.G.C. Wiebenga
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Valburg en rechtszekerheid bij vuurwerkopslag en -verkoop

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Valburg" dat op 30 juni 2009 door de raad van de gemeente Overbetuwe is vastgesteld. Appellanten, waaronder een winkelier die vuurwerk verkoopt, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De appellanten stellen dat de legale vuurwerkopslag en -verkoop in hun winkel niet correct zijn bestemd in het bestemmingsplan. De raad heeft in het verweerschrift aangegeven dat de vuurwerkopslag en -verkoop in de kelder als zodanig is bestemd, maar dat de verkoop op de begane grond een omissie is die hersteld moet worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 september 2010 behandeld.

De Afdeling oordeelt dat het bestemmingsplan in strijd is met de rechtszekerheid, omdat het niet duidelijk is of het verbod op vuurwerkopslag en -verkoop in de kelder van toepassing is. De raad heeft niet met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld, omdat het bestreden besluit niet goed voorbereid is. Het beroep van appellante sub 1 is gegrond verklaard, en het besluit van de raad wordt vernietigd voor het deel dat betrekking heeft op de bestemming "Detailhandel (DH)" en de aanduiding "kelder (ke)". Het beroep van appellante sub 2 is ongegrond verklaard, omdat de raad zich redelijk heeft opgesteld in het vaststellen van het bestemmingsplan.

De Raad van State heeft de raad van de gemeente Overbetuwe veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante sub 1 en het griffierecht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 november 2010.

Uitspraak

200907548/1/R2.
Datum uitspraak: 24 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2009, kenmerk 09rb000166, heeft de raad het bestemmingsplan "Valburg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1 en sub 2] bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2010, waar [appellante sub 1], bijgestaan door mr. S.C.B. Tollkamp, en [appellante sub 2], vertegenwoordigd door ing. I.T.G.M. Martens, werkzaam bij de Stichting Adviescentrum Metaal, en de raad, vertegenwoordigd door G.J. Willemsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor een deel van de kern Valburg. De raad heeft met dit plan beoogd de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie vast te leggen en te bestendigen.
[appellante sub 1]
2.2. [appellante sub 1] stelt dat de legale vuurwerkopslag en -verkoop in haar winkel aan de [locatie] te [plaats], waaraan de bestemming "Detailhandel (DH)" en de nadere aanduiding "kelder (ke)" zijn toegekend, ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd. Deze situatie bestaat reeds lange tijd en zij beschikt over een onherroepelijke bouwvergunning alsmede over een onherroepelijke milieuvergunning op grond waarvan vuurwerkverkoop en -opslag op de begane grond en vuurwerkverkoop in de kelder is toegestaan.
2.2.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad zich op het standpunt stelt dat de vuurwerkopslag en -verkoop voor zover deze plaatsvindt in de kelder, als zodanig is bestemd. Voorts stelt zij zich op het standpunt dat het niet als zodanig bestemmen van de vuurwerkverkoop en -opslag op de begane grond van voornoemd perceel een omissie is die dient te worden hersteld. De raad verzoekt het beroep voor zover betreffende de begane grond, gegrond te verklaren zodat een passende aanduiding aan het plandeel kan worden toegekend.
2.2.2. Ingevolge artikel 5.1. van de planregels, voor zover thans van belang, zijn de gronden die als "Detailhandel (DH)" zijn aangegeven bestemd voor detailhandel.
Ingevolge artikel 5.2.2., onder b, van de planregels is ter plaatse van de aanduiding "kelder (ke)" tevens detailhandel in de kelder toegestaan.
Ingevolge onder c van dit artikel is vuurwerkverkoop en vuurwerkopslag uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "kelder (ke)" en uitsluitend in de kelder.
Ingevolge artikel 5.5.1., van de planregels, is het gebruik van gronden of opstallen met de bestemming "Detailhandel (DH)" ten behoeve van perifere handel niet toegestaan.
Ingevolge artikel 1, onder 67, van de planregels moet onder het begrip perifere handel onder meer worden begrepen detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen.
2.2.3. Ten aanzien van de vuurwerkopslag en -verkoop in de kelder stelt de Afdeling vast dat het gebruik van gronden of opstallen ten behoeve van de opslag en verkoop van vuurwerk ingevolge artikel 5.5.1., van de planregels niet is toegestaan, terwijl artikel 5.2.2., onder c, dit gebruik nu juist voor de [locatie] toestaat. Uit de planregels blijkt onvoldoende duidelijk of het verbod uit artikel 5.5.1., van de planregels van toepassing is op de [locatie] en of de vuurwerkopslag en -verkoop in de kelder op grond van dit artikel als strijdig gebruik dient te worden aangemerkt. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.
Nu de raad zich voor zover betreffende de vuurwerkopslag en -verkoop op de begane grond op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat dit onderdeel betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.3. Het beroep van [appellante sub 1] is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met de rechtszekerheid en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd voor zover dit betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Detailhandel (DH)" en de nadere aanduiding "kelder (ke)" betreffende het perceel aan de [locatie].
De Afdeling wijst er op dat de voorbereiding van het nieuwe besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voor zover dat betrekking heeft op bedoeld plandeel, niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht behoeft te geschieden. Dit betekent in dit geval dat de raad een besluit tot vaststelling kan nemen zonder dat hieraan voorafgaand een ontwerpbestemmingsplan ter inzage behoeft te worden gelegd.
[appellante sub 2]
2.4. [appellante sub 2] stelt zich op het standpunt dat aan een deel van het perceel aan de [locatie a] te [plaats], ten onrechte de bestemming "Agrarisch (A)" en niet de bestemming "Bedrijf (B)" en de aanduiding "metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (mo)" is toegekend, nu daardoor de straalloods, opslagloods en silo niet overeenkomstig het feitelijke gebruik zijn bestemd. Voorts is de bestaande verfopslag, gelegen op de gronden met de bestemming "Bedrijf (B)" en de aanduiding "metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (mo)", ten onrechte buiten het bouwvlak gelaten.
2.4.1. De Afdeling stelt vast dat voor de straalloods, de opslagloods, de silo en de verfopslag geen bouwvergunningen zijn verleend, zodat deze aan te merken zijn als illegale bouwwerken waarvoor in dit plan geen regeling is opgenomen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat het bestaande gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. De Afdeling acht daartoe van belang dat de raad zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat legalisatie niet mogelijk is en dat door het college van burgemeester en wethouders zal worden gehandhaafd. Aan de omstandigheid dat in het verleden niet is opgetreden tegen de illegale bouwwerken kan [appellante sub 2] niet de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat de raad bij gelegenheid van de vaststelling van het onderhavige plan voor de illegale bouwwerken een bestemmingsregeling zou opnemen die alsnog de legalisering van deze bouwwerken mogelijk zou maken. Ook aan de omstandigheid dat voor, een deel van, de activiteiten die in deze bouwwerken plaatsvinden een onherroepelijke milieuvergunning is verleend, heeft [appellante sub 2] niet het recht of de gerechtvaardigde verwachting kunnen ontlenen. De Afdeling acht daarbij van belang dat de vergunde activiteiten op het perceel aan de [locatie a] kunnen worden voortgezet, voor zover aan dat perceel de bestemming "Bedrijf (B)" en de aanduiding "metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (mo)" is toegekend.
Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft kunnen kiezen om in het plan geen regeling te treffen voor bedoelde illegale bouwwerken. Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.6. De raad dient ten aanzien van [appellante sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellante sub 2] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 1] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 30 juni 2009, kenmerk 09rb000166, voor zover dit betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Detailhandel (DH)" en de nadere aanduiding "kelder (ke)" betreffende het perceel aan de [locatie] te [plaats];
III. verklaart het beroep van [appellante sub 2] ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Overbetuwe tot vergoeding van bij [appellante sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 38,55 (zegge: achtendertig euro en vijfenvijftig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Overbetuwe aan [appellante sub 1] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010
458.