ECLI:NL:RVS:2010:BO4875

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004331/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling bestemmingsplan door de gemeente Giessenlanden

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Giessenlanden, dat op 8 maart 2010 het bestemmingsplan voor de locatie '[locatie 1] te [plaats]' heeft vastgesteld. De appellanten, waaronder de vereniging Stop de Verloedering van het Groene Hart, hebben op 3 mei 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellanten hebben nadere stukken ingediend. De zaak is ter zitting behandeld op 22 oktober 2010, waarbij de raad vertegenwoordigd was door mr. E.A. Schep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. De raad stelde dat de appellanten niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt, omdat [appellant] op een afstand van ongeveer 1500 meter van het plangebied woont en geen zicht heeft op de plandelen. De Afdeling concludeert dat deze afstand te groot is om te spreken van een rechtstreeks betrokken belang. Ook de vereniging werd niet als belanghebbende aangemerkt, omdat zij niet voldoet aan de eisen van rechtspersoonlijkheid en niet kan aantonen dat zij feitelijke werkzaamheden verricht die haar belangen rechtstreeks bij het besluit betreffen.

De Afdeling heeft uiteindelijk geoordeeld dat zowel het beroep van [appellant] als dat van de vereniging niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 november 2010. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de beroepen niet ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

201004331/1/R1.
Datum uitspraak: 24 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en de vereniging Stop de verloedering van het Groene Hart, wonend respectievelijk gevestigd te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Giessenlanden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] te [plaats]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de vereniging hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. E.A. Schep, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2. Overwegingen
Ontvankelijkheid
2.1. Het plan voorziet in twee woningen, een zorgboerderij, een installatiebedrijf en een schapenweide ter plaatse van de gronden aan de [locatie 1] te [plaats] waarop thans agrarische bebouwing staat.
2.2. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellant] en de vereniging niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij niet als belanghebbenden bij het plan kunnen worden aangemerkt.
2.2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2.2. [appellant] woont aan de [locatie 2] te [plaats] op een afstand van ongeveer 1500 meter van het plangebied. Ter zitting is door de raad onweersproken gesteld dat [appellant] vanuit zijn woning geen zicht heeft op deze plandelen en op bepaalde plaatsen op zijn perceel zeer beperkt zicht hierop heeft. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die ter plaatse mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om nog te kunnen spreken van een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang.
Voorts heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.
De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro geen beroep heeft kunnen instellen. Het beroep voor zover ingediend door [appellant] is derhalve niet-ontvankelijk.
2.2.3. Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Hieruit volgt dat voor het opkomen in rechte ter behartiging van algemene en collectieve belangen de eis van rechtspersoonlijkheid geldt om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.
Gebleken is dat de vereniging geen bij notariële akte opgerichte rechtspersoon is. Derhalve zal moeten worden beoordeeld of de vereniging aan te merken is als vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. De vereniging heeft een ledenlijst overgelegd, zodat naar het oordeel van de Afdeling voldoende is aangetoond dat er een ledenbestand is. Daarnaast is gebleken dat de vereniging contributie heft. Eveneens is aannemelijk geworden dat er ten tijde van het nemen van het bestreden besluit sprake was van een organisatorisch verband dat is opgericht voor een bepaald doel. Hierbij betrekt de Afdeling dat in ieder geval twee ledenvergaderingen per jaar worden gehouden. Dit blijkt onder meer uit de door de vereniging overgelegde notulen. Verder wordt in dit verband van belang geacht dat onweersproken is gesteld dat de vereniging een bestuur heeft. Uit de overgelegde statuten van de vereniging blijkt verder dat de vereniging in het jaar 2009 is opgericht met als doelstelling het karakter van het Groene Hart in de meest uitgebreide zin te behouden, met al zijn cultuur-, natuur-, landschaps-, en natuurwaarden en in het bijzonder de verrommeling van het landschap te voorkomen door het toelaten van de bouw van met name nieuwe industriehallen en milieuvervuiling in het algemeen. In correspondentie met derden over de onderhavige procedure, waaronder de gemeente, is de vereniging naar buiten toe opgetreden onder de naam "Vereniging Stop de Verloedering van het Groene Hart". Tussen partijen is niet in geschil dat zij in zoverre op kenbare wijze zelfstandig deelneemt aan het rechtsverkeer.
Gelet op het voorgaande voldoet de vereniging derhalve aan de in de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2008, zaak nr.
200704378/1genoemde vereisten om te kunnen worden aangemerkt als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. Gelet hierop is aan de eis van rechtspersoonlijkheid voldaan.
2.2.4. Het bestreden besluit heeft betrekking op een activiteit die plaatsvindt binnen het in de statuten omschreven werkgebied en valt binnen de reikwijdte van de doelstelling van de organisatie. Naast het doel van de vereniging is, om te kunnen bepalen of het belang van de vereniging rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, tevens van belang of de vereniging feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling. Niet gebleken is dat de vereniging werkzaamheden verricht die kunnen worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb, waaruit blijkt dat zij het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt.
De Afdeling overweegt, zoals reeds overwogen in de uitspraak van 1 oktober 2008, zaak nr. <a target="_blank" href="http://200801150/1">200801150/1</a>, dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, in zoverre voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen pleegt aan te wenden.
Voorts wordt in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat de vereniging in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand brengt waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijke optreden van een groot aantal individuele personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. Met het voorgaande wordt aangesloten bij de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2009, zaak nr. 200807294/1 (www.raadvanstate.nl).
Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat de vereniging blijkens haar feitelijke werkzaamheden het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Het beroep voor zover ingediend door de vereniging is derhalve niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010
466-634.