ECLI:NL:RVS:2010:BO4890

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200910106/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.W. Mouton
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor nertsenhouderij wegens onterecht toepassen van de Wet stankemissie

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert, waarbij een revisievergunning voor een nertsenhouderij werd verleend. De stichting Stichting Bont voor Dieren en de vereniging Milieuvereniging Land van Cuijk (BVD en MLvC) hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de Wet stankemissie veehouderijen onterecht is toegepast. De vergunninghouder had een vergunning gekregen voor een nertsenhouderij aan een specifieke locatie, maar BVD en MLvC betogen dat de inrichting niet in een verwevingsgebied ligt, zoals het college stelt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 augustus 2010, waarbij de appellanten en het college vertegenwoordigd waren.

De Afdeling overweegt dat de Wet stankemissie alleen van toepassing is als de inrichting zich in een landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied of extensiveringsgebied bevindt. Het college had een reconstructieplan vastgesteld dat het gebied als verwevingsgebied aanmerkte, maar dit plan was eerder door de Afdeling vernietigd. Hierdoor was de toepassing van de Wet stankemissie niet gerechtvaardigd, omdat de inrichting ten tijde van het besluit niet in een verwevingsgebied lag. De beroepsgrond van BVD en MLvC slaagt, en het beroep wordt gegrond verklaard.

De Raad van State vernietigt het besluit van het college en veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten. Tevens dient het college het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 november 2010.

Uitspraak

200910106/1/M2.
Datum uitspraak: 24 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Bont voor Dieren en de vereniging Milieuvereniging Land van Cuijk (hierna: BVD en MLvC), respectievelijk gevestigd te Amsterdam en Mill, gemeente Mill en Sint Hubert,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een nertsenhouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 20 november 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben BVD en MLvC bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2010, waar BVD en MLvC, vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, en het college, vertegenwoordigd door W.A.M. Rijkers, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghouder, vertegenwoordigd door ing. B.H. Wopereis, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. BVD en MLvC stellen dat het college ten onrechte de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (hierna: de Wet stankemissie) heeft toegepast, omdat de inrichting, anders dan het college stelt, niet in een verwevingsgebied is gelegen. Het reconstructieplan, waarbij het gebied waarin de inrichting is gelegen, is aangewezen als verwevingsgebied, is door de Afdeling bij uitspraak van 30 mei 2007, zaak nr.
200506292/1vernietigd, aldus BVD en MLvC.
2.1.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet stankemissie betrekt het bevoegd gezag bij beslissingen inzake de vergunning voor het oprichten of veranderen van een veehouderij die geheel of gedeeltelijk is gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied of een extensiveringsgebied met het primaat natuur waarvoor een reconstructieplan is bekendgemaakt, de stankhinder uitsluitend op de wijze die is aangegeven bij of krachtens de artikelen 3 tot en met 6.
2.1.2. Het besluit tot vaststelling van onder meer het reconstructieplan Peel en Maas en het daarmee samenhangende goedkeuringsbesluit, waarbij het gebied waarin de inrichting is gelegen is aangewezen als een verwevingsgebied, is door de Afdeling bij voornoemde uitspraak vernietigd, voordat bij het bestreden besluit op de aanvraag om vergunning was beslist. Bij besluit van 27 juni 2008, vóór het nemen van het bestreden besluit, hebben provinciale staten van Noord-Brabant besloten tot vaststelling van een correctieve herziening voor onder meer het reconstructieplan Peel en Maas dat betrekking heeft op het gebied waarin de inrichting is gelegen. Bij besluit van 12 augustus 2008 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer goedkeuring verleend aan voornoemde herziening. Bij uitspraak van 24 februari 2010, in zaak nr.
200807643/1/R1en dus na het nemen van het bestreden besluit heeft de Afdeling deze besluiten vernietigd voor zover zij onder meer betrekking hebben op het reconstructieplan Peel en Maas.
2.1.3. Het college stelt dat de vernietiging van voornoemde besluiten niet tot gevolg heeft dat, gezien de terugwerkende kracht daarvan, achteraf ten onrechte de Wet stankemissie is toegepast voor de beoordeling van stankhinder vanwege de bij het bestreden besluit vergunde inrichting. De wet eist immers slechts dat een reconstructieplan is bekendgemaakt. Aan dit vereiste is voldaan, aldus het college.
2.1.4. De vernietiging van de besluiten tot vaststelling en goedkeuring van de correctieve herziening van het reconstructieplan heeft, gezien de terugwerkende kracht van deze vernietiging, tot gevolg dat achteraf bezien aan de bekendmaking van het reconstructieplan ten tijde van het nemen van het bestreden besluit geen betekenis meer toekwam, ook wat betreft de toepasselijkheid van de Wet stankemissie. Dit betekent dat de inrichting ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet was gelegen in een verwevingsgebied, zodat de Wet stankemissie niet van toepassing was. Het college heeft de stankhinder vanwege de inrichting derhalve ten onrechte aan de hand van de Wet stankemissie beoordeeld. De beroepsgrond slaagt.
2.2. Het beroep is gegrond. Nu het aspect stankhinder bepalend is voor het antwoord op de vraag of de gevraagde vergunning kan worden verleend, dient het bestreden besluit reeds hierom in zijn geheel te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert van 17 november 2009;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert tot vergoeding van bij de stichting Stichting Bont voor Dieren en de vereniging Milieuvereniging Land van Cuijk in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert aan de stichting Stichting Bont voor Dieren en de vereniging Milieuvereniging Land van Cuijk het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Mouton w.g. Kalter
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010
492.