ECLI:NL:RVS:2010:BO4892

Raad van State

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010963/2/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. van der Beek-Gillessen
  • W. Wieland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake kapvergunning voor bomen door Stichting Rijn- en Heuvelland

In deze zaak heeft de Raad van State op 17 november 2010 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een kapvergunning die was verleend aan de Stichting Rijn- en Heuvelland. De vergunning, verleend op 17 maart 2010, betrof het kappen van achttien bomen op een perceel in [plaats]. De verzoekster, wonend in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en het college van burgemeester en wethouders van Zeist had op 5 oktober 2010 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de vergunning gehandhaafd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht had op 12 november 2010 uitspraak gedaan, waarbij het beroep van de verzoekster gedeeltelijk gegrond werd verklaard, met betrekking tot de herplantplicht voor veertien bomen. De verzoekster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn mondelinge uitspraak geoordeeld dat de kapvergunning voor de bomen met nummers 1, 6, 7, 10, 11, 13, 14, 15, 19, 20, 22, 24 en 26 geschorst moet worden. Dit besluit is genomen zonder zitting, omdat de Stichting had aangegeven niet bereid te zijn te wachten met het kappen van de bomen totdat de voorzitter op het verzoek om een voorlopige voorziening had beslist. De voorzitter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar is, omdat het hoger beroep anders illusoir zou zijn. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

201010963/2/H2.
Datum uitspraak: 17 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 12 november 2010 in zaak nrs. 10/3459 en 10/3461 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeist.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2010 heeft het college aan de Stichting Rijn- en Heuvelland (hierna: de Stichting) een vergunning verleend voor het kappen van achttien bomen op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 5 oktober 2010 heeft het college het daartegen door [verzoekster] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 17 maart 2010 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 12 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, het daartegen door [verzoekster] ingestelde beroep, voor zover gericht tegen de aan de Stichting opgelegde herplantplicht, gegrond verklaard, het besluit van 5 oktober 2010, voor zover daarbij de aan de Stichting opgelegde herplantplicht ten behoeve van veertien bomen in stand is gelaten vernietigd, het college opgedragen in zoverre een nieuw besluit op bezwaar te nemen en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 16 november 2010, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 17 november 2010 heeft de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening de voorziening getroffen dat de bij besluit van 17 maart 2010 verleende kapvergunning wordt geschorst, voor zover het de bomen met nummers 1, 6, 7, 10, 11, 13, 14, 15, 19, 20, 22, 24 en 26 betreft.
Daartoe overweegt hij het volgende.
Gelet op hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen, heeft het hier voorliggende verzoek om een voorlopige voorziening nog slechts betrekking op de bomen met nummers 1, 6, 7, 10, 11, 13, 14, 15, 19, 20, 22, 24 en 26. De voorzitter ziet aanleiding uitspraak te doen zonder zitting met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, nu de Stichting desgevraagd telefonisch te kennen heeft gegeven niet bereid te zijn met het kappen van deze bomen te wachten totdat de voorzitter op het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster] heeft beslist. Gelet hierop, alsmede in aanmerking genomen dat het hoger beroep, zonder dat de verzochte voorziening wordt getroffen, bij het daadwerkelijk kappen van de bomen illusoir zal worden, komt het verzoek voor toewijzing in aanmerking. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de voorzitter op korte termijn het verzoek ter zitting aan de orde zal stellen en zal bezien of de schorsing van de kapvergunning gehandhaafd moet worden.
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Wieland
voorzitter ambtenaar van staat
502.