ECLI:NL:RVS:2010:BO5742

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004055/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor dakopbouw op perceel in Alkmaar

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar op 26 januari 2009 geweigerd om [belanghebbende] ontheffing en een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een dakopbouw op een woning op het perceel [locatie 1] te [plaats]. Na bezwaar van [belanghebbende] heeft het college op 12 oktober 2009 het bezwaar gegrond verklaard en alsnog de gevraagde ontheffing en bouwvergunning verleend. Deze beslissing werd echter door de rechtbank Haarlem op 17 maart 2010 vernietigd, waarna het college hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 29 oktober 2010 behandeld. Het college betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het bouwplan in strijd was met de Welstandsnota Alkmaar. De Welstandsnota bevat beoordelingscriteria voor dakopbouwen, en het college stelde dat het bouwplan voldeed aan deze criteria, omdat het in grote mate overeenkwam met een eerder goedgekeurde dakopbouw op een andere woning in de buurt.

De Raad van State oordeelde echter dat de dakopbouw op de woning [locatie 2] niet conform de eerder verleende bouwvergunning was gerealiseerd en daarom niet als een goedgekeurd voorbeeld kon worden aangemerkt. Ook de dakopbouw op de woning [locatie 4] voldeed niet aan de criteria van de Welstandsnota. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college zich ten onrechte op het welstandsadvies had gebaseerd en dat het bouwplan niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand. Het hoger beroep van het college werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201004055/1/H1.
Datum uitspraak: 1 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 maart 2010 in zaak nr. 09/5869 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2009 heeft het college geweigerd [belanghebbende] ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een dakopbouw op de woning op het perceel [locatie 1] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 12 oktober 2009 heeft het college het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en alsnog de gevraagde ontheffing en bouwvergunning verleend.
Bij uitspraak van 17 maart 2010, verzonden op 18 maart 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 12 oktober 2009 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2010, hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2010, waar het college, vertegenwoordigd door S. Groothuis, werkzaam bij de gemeente, en [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan strekt tot legalisering van de bouw van een dakopbouw op de tweede bouwlaag aan de achterzijde van de woning van [belanghebbende] op het perceel. De voorziene dakopbouw heeft een plat dak en de dakopbouw loopt door in de achtergevel van de woning.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met de Welstandsnota Alkmaar maart 2004 (hierna: de welstandsnota) en dat het derhalve het advies van de Welstands- en Monumentencommissie Alkmaar (hierna: welstandscommissie) van 23 juli 2009, zoals toegelicht bij advies van 25 januari 2010, niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
2.2.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet, voor zover hier van belang, mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
Ingevolge artikel 12a, eerste lid, onderdeel b, stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
Paragraaf 8.2.5. van de Welstandsnota bevat beoordelingscriteria voor dakopbouwen.
Op pagina C.37 staat vermeld dat dakopbouwen in beginsel niet zijn toegestaan, tenzij het bestemmingsplan het toestaat en aan alle onderstaande algemene criteria wordt voldaan. Deze criteria bepalen onder meer dat een dakopbouw nooit uit meer dan één bouwlaag mag bestaan, uitsluitend op een hoofdgebouw met een plat dak of op een zadelkap mag worden gerealiseerd en dat geen dakkapellen zijn toegestaan.
Op pagina C.39 staan objectgerichte criteria voor een dakopbouw op een zadeldak. Ten aanzien van dakopbouw door geveldoortrekking is vermeld dat het wenselijk is de dakopbouw/geveldoortrekking vorm te geven met een kap. Toepassing van een doorgetrokken gevel en een plat dak is alleen mogelijk bij woningen van slechts één bouwlaag.
Op pagina C.37 staat voorts als algemeen criterium genoemd dat in de gevallen waar in het verleden reeds vergunning is verleend voor een individuele dakopbouw in een samenhangend bouwblok, eveneens medewerking kan worden verleend aan dakopbouwen, mits die in dezelfde vorm, grootte en stijl worden gerealiseerd als het eerder goedgekeurde exemplaar. Hierdoor kan de reeds verstoorde samenhang op termijn worden hersteld.
2.2.2. Het college heeft aan het besluit op bezwaar het advies van de welstandscommissie van 23 juli 2009 ten grondslag gelegd. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorziene dakopbouw voldoet aan de bepaling op pagina C.37 van de Welstandsnota, nu deze in grote mate overeenkomt met de gerealiseerde dakopbouw op de woning [locatie 2], zodat uit een oogpunt van welstand geen belemmeringen bestonden bouwvergunning te verlenen. Hieruit volgt dat het college van oordeel was dat het bouwplan niet in overeenstemming was met de objectgerichte criteria voor een dakopbouw op een zadeldak als bedoeld op pagina C.39. Hiermee kan worden ingestemd omdat het bouwplan een plat dak heeft en wordt opgericht op een woning met meer dan één bouwlaag. De bepaling op pagina C.37 is naar zijn aard bedoeld om eerst toegepast te worden indien de toepassing van de andere criteria niet leidt tot een positief welstandsadvies.
2.2.3. De woning maakt deel uit van het huizenblok [locatie 2] tot en met [locatie 3], dat bestaat uit identieke woningen met twee bouwlagen en een kap. De woningen in dit huizenblok hebben een aaneengesloten dakvlak. Aan de achterzijde van de woningen [locatie 2] en [locatie 4] zijn dakopbouwen met een plat dak gerealiseerd.
2.2.4. Het college heeft verwezen naar de dakopbouw op de woning [locatie 2]. Deze is echter niet conform de op 13 oktober 1989 verleende bouwvergunning gerealiseerd en is dan ook niet aan te merken als een eerder goedgekeurd exemplaar. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de gereedmelding van de bouw van deze dakopbouw niet gelijkgesteld kan worden met een goedkeuring.
2.2.5. Ook de woning [locatie 4] heeft een dakopbouw. Deze is in overeenstemming met de daarvoor op 21 januari 1998 verleende bouwvergunning gerealiseerd en kan daarom wel als een eerder goedgekeurd exemplaar in de zin van de Welstandsnota worden aangemerkt. Deze dakopbouw is evenwel qua vorm, grootte en stijl niet gelijk aan het bouwplan, al was het maar omdat hij terugliggend van de achtergevel gebouwd is.
2.2.6. De omstandigheid dat de bouwvergunning voordat de welstandsnota in 2004 in werking is getreden is verleend, betekent, anders dan het college heeft gesteld, niet dat deze niet relevant is voor de welstandstoetsing. Integendeel, de desbetreffende passage op pagina C.37 ziet juist op gevallen die zich hebben voorgedaan voordat de welstandsnota in werking is getreden. Met deze passage is beoogd een zekere mate van uniformiteit te waarborgen.
2.2.7. Gelet op het vorenoverwogene heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich ten onrechte op grond van het welstandsadvies van 23 juli 2009, toegelicht bij advies van 25 januari 2010, op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand, zoals neergelegd in de welstandsnota, en dat daarvoor bouwvergunning kon worden verleend. Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010
163-627.