ECLI:NL:RVS:2010:BO6100

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009373/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • S.W. Schortinghuis
  • H.H.C. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen doorbreking van het appèlverbod in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2010, waarin hij een voorlopige voorziening had aangevraagd. De appellant stelde dat de voorzieningenrechter fundamentele beginselen had geschonden en vroeg om een rechtmatigheidsbeoordeling, in plaats van een voorlopige voorziening. De Afdeling overwoog dat, gelet op artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 47 van de Wet op de Raad van State, er geen hoger beroep mogelijk is tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter in deze context. De Afdeling concludeerde dat de beoordeling van de feiten en omstandigheden door de voorzieningenrechter niet zodanig was dat er sprake was van een ernstige schending van de eisen van een eerlijk proces. Daarom was er geen grond voor doorbreking van het appèlverbod. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en wees de verzoeken van de appellant af. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen waar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld.

Uitspraak

201009373/2/H1.
Datum uitspraak: 23 november 2010
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 22 september 2010 in zaak nr. 10/3259 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Overschie.
1. Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 september 2010, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van 22 september 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
2. Overwegingen
2.1. De aangevallen uitspraak is een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Awb. Hiertegen kan, gelet op artikel 47, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Raad van State, geen hoger beroep worden ingesteld.
2.2. [appellant] heeft aangegeven, dat hij niet alsnog een voorlopige voorziening beoogt, maar een rechtmatigheidsbeoordeling. De voorzieningenrechter heeft in de ogen van [appellant] een drietal fundamentele beginselen geschonden. Daarom is zijns inziens reden voor doorbreking van het appèlverbod.
2.3. Naar het oordeel van de Afdeling betreft het hier de beoordeling en waardering door de voorzieningenrechter van de aangedragen feiten en omstandigheden. [appellant] kan zich met het betrokken oordeel niet verenigen. Als de uitspraak van de voorzieningenrechter in zoverre onjuist zou zijn, waar de Afdeling nu niet in treedt, ziet dat op de inhoud van de uitspraak en levert dat geen zodanig ernstige schending van eisen van goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen op, dat van een eerlijk proces geen sprake meer is en doorbreking van het appèlverbod mitsdien gerechtvaardigd is.
2.4. De Afdeling is kennelijk onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van staat.
w.g. Slump
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schortinghuis
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2010
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
66.
Verzonden: 23 november 2010
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser